
Uitspraken
Zoekresultaat - inzien document
ECLI:NL:HR:2019:1735
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 12-11-2019
- Datum publicatie
- 12-11-2019
- Zaaknummer
-
18/03010
- Formele relaties
-
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2019:935
In cassatie op : ECLI:NL:GHAMS:2018:3599, Bekrachtiging/bevestiging
- Rechtsgebieden
-
Strafrecht
- Bijzondere kenmerken
-
Artikel 81 RO-zaken
Cassatie
- Inhoudsindicatie
-
Medeplegen voorbereidingshandelingen vervoeren en uitvoer van harddrugs door bodem van koffer te vullen met pakketjes XTC, art. 10a jo. 10.4 en 10.5 Opiumwet. Schending van beginselen van behoorlijke procesorde door bij politie afgelegde belastende verklaringen van getuige voor bewijs te gebruiken, terwijl Hof niet ambtshalve oproeping van getuige heeft bevolen en getuige deze verklaringen nadien bij Rh-C heeft ingetrokken? HR: art. 81.1 RO.
- Vindplaatsen
-
Rechtspraak.nl
RvdW 2019/1197
- Verrijkte uitspraak
Uitspraak
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer 18/03010
Datum 12 november 2019
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam van 3 juli 2018, nummer 23/004203-15, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1975,
hierna: de verdachte.
1 Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft V.A. Groeneveld, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal F.W. Bleichrodt heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
2 Beoordeling van het middel
Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3 Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en M.J. Borgers, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 12 november 2019.