
Uitspraken
Zoekresultaat - inzien document
ECLI:NL:HR:2019:1727
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 15-11-2019
- Datum publicatie
- 15-11-2019
- Zaaknummer
-
18/04855
- Rechtsgebieden
-
Belastingrecht
- Bijzondere kenmerken
-
Cassatie
- Inhoudsindicatie
-
Aanvullend arrest, Hoge Raad 7 juni 2019 ECLI:NL:HR:2019:743.
- Vindplaatsen
-
Rechtspraak.nl
Viditax (FutD), 15-11-2019
V-N Vandaag 2019/2544
FutD 2019-2962
NTFR 2019/2869 met annotatie van drs. R.P. Bitter
V-N 2019/55.22 met annotatie van Redactie
NLF 2019/2639 met annotatie van Nicoline Bergman
BNB 2020/4
- Verrijkte uitspraak
Uitspraak
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer 18/04855
Datum 15 november 2019
AANVULLEND ARREST
in de zaak van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen
DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
op het verzoek tot herziening van het arrest van de Hoge Raad der Nederlanden van 7 juni 2019, nr. 18/04855, ECLI:NL:HR:2019:743, betreffende de aan belanghebbende over de jaren 2012 en 2013 opgelegde navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen en de daarbij gegeven beschikkingen inzake belastingrente.
1 Geding in cassatie
Op 7 juni 2019 heeft de Hoge Raad arrest gewezen in deze zaak (ECLI:NL:HR:2019:743, hierna: het arrest van 7 juni 2019). Belanghebbende heeft een verzoek tot herziening van het arrest van de Hoge Raad ingediend (hierna: het verzoek). De Staatssecretaris van Financiën heeft op het verzoek tot herziening gereageerd.
2 Beoordeling van het verzoek
In het arrest van 7 juni 2019 heeft de Hoge Raad een oordeel gegeven over het eerste en het tweede middel.
Belanghebbende verzoekt de Hoge Raad dat arrest te herzien en voert daartoe aan dat daarin niet is geoordeeld over het derde middel.
De Hoge Raad is van oordeel dat het verzoek van belanghebbende niet kan worden aangemerkt als een verzoek tot herziening, aangezien het verzoekschrift geen feiten of omstandigheden bevat als bedoeld in artikel 8:119, lid 1, Awb.
De Hoge Raad heeft verzuimd in het arrest van 7 juni 2019 in te gaan op het derde middel. Belanghebbende beoogt met het verzoek kennelijk te bereiken dat de Hoge Raad zijn arrest aanvult. Dat zal hierna met overeenkomstige toepassing van artikel 32 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering geschieden.
Het derde middel kan evenmin tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad zal bepalen dat het arrest van 7 juni 2019 in deze zin wordt aangevuld.
3 Beslissing
De Hoge Raad:
- verstaat dat de in het arrest van 7 juni 2019 gegeven beslissing ook betrekking heeft op het derde middel, en
- bepaalt dat hiervan aantekening wordt gemaakt op het arrest van 7 juni 2019.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer M.A. Fierstra als voorzitter, en de raadsheren J. Wortel en A.F.M.Q. Beukers-van Dooren, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 15 november 2019.