
Uitspraken
Zoekresultaat - inzien document
ECLI:NL:HR:2019:1024
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 25-06-2019
- Datum publicatie
- 26-06-2019
- Zaaknummer
-
17/04111
- Formele relaties
-
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2019:461
In cassatie op : ECLI:NL:GHAMS:2017:3701, Bekrachtiging/bevestiging
- Rechtsgebieden
-
Strafrecht
- Bijzondere kenmerken
-
Artikel 81 RO-zaken
Cassatie
- Inhoudsindicatie
-
Belediging van 2 medewerkers van stadstoezicht, meermalen gepleegd (art. 266.1 jo. jo. 267.2 Sr) en bedreiging met zware mishandeling van andere medewerker van stadstoezicht (art. 285.1 Sr). 1. Bewijsklacht belediging. 2. Beroep op bijzondere rechtvaardigingsgrond van art. 266.2 Sr. 3. Bewijsklacht bedreiging. Konden gedragingen van verdachte bij aangever in redelijkheid vrees doen ontstaan dat hij zwaar lichamelijk letsel zou kunnen oplopen? HR: art. 81.1 RO.
- Vindplaatsen
-
Rechtspraak.nl
RvdW 2019/805
- Verrijkte uitspraak
Uitspraak
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer 17/04111
Datum 25 juni 2019
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam van 7 augustus 2017, nummer 23/004259-16, in de strafzaak
tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1971,
hierna: de verdachte.
1 Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft H.K. ter Brake, advocaat te Hoorn, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
2 Beoordeling van de middelen
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3 Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren V. van den Brink en E.S.G.N.A.I. van de Griend, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 25 juni 2019.