
Uitspraken
Zoekresultaat - inzien document
ECLI:NL:HR:2018:2238
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 04-12-2018
- Datum publicatie
- 05-12-2018
- Zaaknummer
-
17/05441
- Formele relaties
-
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2018:1351, Gevolgd
- Rechtsgebieden
-
Strafrecht
- Bijzondere kenmerken
-
Cassatie
Artikel 80a RO-zaken
- Inhoudsindicatie
-
Medeplegen kraken (art. 138a.1 Sr) en openlijke geweldpleging (art. 141.1 Sr). HR: art. 80a RO. Samenhang met 17/04363, 17/04373, 17/04383 en 17/05442.
- Vindplaatsen
-
Rechtspraak.nl
RvdW 2019/32
- Verrijkte uitspraak
Uitspraak
4 december 2018
Strafkamer
nr. S 17/05441
JHO
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag van 11 juli 2017, nummer 22/004473-15, in de strafzaak tegen:
[verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1995.
1 Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft M.A.R. Schuckink Kool, advocaat te 's-Gravenhage, een schriftuur ingediend. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd dat het cassatieberoep met toepassing van art. 80a RO niet-ontvankelijk zal worden verklaard.
De raadsman heeft daarop schriftelijk gereageerd.
2 Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
De Hoge Raad is van oordeel dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen omdat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep dan wel omdat de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden.
De Hoge Raad zal daarom – gezien art. 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie en gehoord de Procureur-Generaal – het beroep niet-ontvankelijk verklaren.
3 Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren A.J.A. van Dorst en Y. Buruma, in bijzijn van de waarnemend griffier S.P. Bakker, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 4 december 2018.