
Uitspraken
Zoekresultaat - inzien document
ECLI:NL:HR:2016:1307
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 24-06-2016
- Datum publicatie
- 24-06-2016
- Zaaknummer
-
16/01795
- Formele relaties
-
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2016:421, Gevolgd
- Rechtsgebieden
-
Civiel recht
- Bijzondere kenmerken
-
Cassatie
Beschikking
- Inhoudsindicatie
-
Cassatieprocesrecht. Art. 426 lid 1 Rv. Niet-ontvankelijkheid wegens overschrijding termijn voor instellen cassatieberoep.
- Vindplaatsen
-
Rechtspraak.nl
RvdW 2016/762
JWB 2016/250
- Verrijkte uitspraak
Uitspraak
24 juni 2016
Eerste Kamer
16/01795
EE/RB
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats] ,
VERZOEKER tot cassatie.
Verzoeker zal hierna ook worden aangeduid als [verzoeker] .
1 Het geding in feitelijke instantie
Voor het verloop van het geding in feitelijke instantie verwijst de Hoge Raad naar de beschikking in de zaak 3310609 EJ VERZ 14-166 van de rechtbank Overijssel van 17 december 2014.
2 Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van de rechtbank heeft [verzoeker] beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De conclusie van de Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent strekt niet-ontvankelijkverklaring van verzoeker in zijn cassatieberoep.
[verzoeker] heeft bij ongedateerde brief, bij de Hoge Raad ingekomen op 21 juni 2016, op die conclusie gereageerd. Reeds omdat deze brief niet door tussenkomst van een advocaat aan de Hoge Raad is toegestuurd, zal de Hoge Raad daarop geen acht slaan.
3 Beoordeling van de ontvankelijkheid
Het verzoekschrift waarbij beroep in cassatie is ingesteld, is op 29 januari 2016 ingekomen bij de Centrale Raad van Beroep. De Centrale Raad heeft het doorgezonden naar de Hoge Raad.
Ingevolge art. 426 lid 1 Rv bedraagt de termijn voor het instellen van beroep in cassatie drie maanden, te rekenen vanaf de dag van de uitspraak.
Deze cassatietermijn ving in het onderhavige geval aan op 17 december 2014 en eindigde op 17 maart 2015. Het beroep in cassatie is derhalve te laat ingesteld.
Op het uitgangspunt dat in het belang van een goede rechtspleging duidelijkheid moet bestaan omtrent het tijdstip waarop een termijn voor het aanwenden van een rechtsmiddel aanvangt en eindigt, en dat aan rechtsmiddeltermijnen strikt de hand moet worden gehouden, kan slechts onder bijzondere omstandigheden een uitzondering worden gemaakt, zoals in het geval van zogenoemde apparaatsfouten (vgl. HR 28 november 2003, ECLI:NL:HR:2003:AN8489, NJ 2005/465, HR 10 juni 2005, ECLI:NL:HR:2005:AT1097, NJ 2005/372, en HR 21 februari 2014, ECLI:NL:HR:2014:413, NJ 2014/131). Hetgeen in het verzoekschrift wordt aangevoerd ten betoge dat sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding, kan niet worden aangemerkt als een bijzondere omstandigheid in deze zin. De Hoge Raad zal [verzoeker] derhalve niet-ontvankelijk verklaren in zijn beroep.
4 Beslissing
De Hoge Raad verklaart [verzoeker] niet-ontvankelijk in zijn beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, A.H.T. Heisterkamp en T.H. Tanja-van den Broek, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op 24 juni 2016.