
Uitspraken
Zoekresultaat - inzien document
ECLI:NL:HR:2015:4087
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 17-11-2015
- Datum publicatie
- 31-03-2016
- Zaaknummer
-
15/03558
- Rechtsgebieden
-
Strafrecht
- Bijzondere kenmerken
-
Herziening
- Inhoudsindicatie
-
Herziening. HR verklaart de aanvraag tot herziening niet-ontvankelijk nu het gebrek, indien feitelijk juist, uitsluitend had kunnen leiden tot nietigverklaring van die dagvaarding maar niet tot een van de in art. 457.1 aanhef sub c Sv genoemde beslissingen.
- Vindplaatsen
-
Rechtspraak.nl
- Verrijkte uitspraak
Uitspraak
17 november 2015
Strafkamer
nr. S 15/03558 H
EC
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op een aanvraag tot herziening van een in kracht van gewijsde gegaan vonnis van de Rechtbank Rotterdam van 10 juni 2014, nummer 10/732072-13, ingediend door mr. G.A. Soebhag, advocaat te Rotterdam, namens:
[aanvrager] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1990.
1 De uitspraak waarvan herziening is gevraagd
De Rechtbank heeft de aanvrager ter zake van "feitelijke aanranding van de eerbaarheid" veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee maanden, waarvan een maand voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
2 De aanvraag tot herziening
De aanvraag tot herziening is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
3 Beoordeling van de aanvraag
Als grondslag voor een herziening kan, voor zover hier van belang, krachtens het eerste lid aanhef en onder c van art. 457 Sv slechts dienen een door bescheiden gestaafd gegeven dat bij het onderzoek op de terechtzitting aan de rechter niet bekend was en dat het ernstige vermoeden wekt dat indien dit gegeven bekend zou zijn geweest, het onderzoek van de zaak zou hebben geleid hetzij tot een vrijspraak van de gewezen verdachte, hetzij tot een ontslag van alle rechtsvervolging, hetzij tot de niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie, hetzij tot de toepassing van een minder zware strafbepaling.
De aanvraag berust op de stelling dat er gebreken kleven aan de wijze waarop de aanvrager is gedagvaard voor de terechtzitting in eerste aanleg. Een dergelijk gebrek, indien feitelijk juist, had echter uitsluitend kunnen leiden tot nietigverklaring van die dagvaarding maar niet tot een van de in art. 457, eerste lid aanhef en onder c, Sv genoemde beslissingen.
Het in de aanvraag gestelde behelst derhalve niets wat kan worden aangemerkt als een beroep op een gegeven als hiervoor onder 3.1 vermeld. De aanvraag kan daarom - gelet op de art. 460, tweede lid, en 465, eerste lid, Sv - niet worden ontvangen.
4 Beslissing
De Hoge Raad verklaart de aanvraag tot herziening niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J.P. Balkema en J.W. Ilsink, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 17 november 2015.
Mr. Balkema en mr. Ilsink zijn buiten staat dit arrest te ondertekenen.