
Uitspraken
Zoekresultaat - inzien document
ECLI:NL:HR:2013:BZ8165
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 23-04-2013
- Datum publicatie
- 23-04-2013
- Zaaknummer
-
11/03120
- Formele relaties
-
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:BZ8165
- Rechtsgebieden
-
Strafrecht
- Bijzondere kenmerken
-
Cassatie
- Inhoudsindicatie
-
HR: 81.1 RO.
- Vindplaatsen
-
Rechtspraak.nl
RvdW 2013/655
- Verrijkte uitspraak
Uitspraak
23 april 2013
Strafkamer
nr. S 11/03120
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 31 maart 2011, nummer 20/000124-10, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1980.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. J.J.D. van Doleweerd, advocaat te Amersfoort, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Hofstee heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
2. Beoordeling van het middel
Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3. Ambtshalve beoordeling van de bestreden uitspraak
De Hoge Raad doet uitspraak nadat meer dan twee jaren zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Dat brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM is overschreden. Gelet op de aan de verdachte ter zake van feit 1 opgelegde geldboete van € 850,- alsmede de ter zake van feit 2 opgelegde hechtenis van twee weken, en de mate waarin de redelijke termijn is overschreden, is er geen aanleiding om aan het oordeel dat de redelijke termijn is overschreden enig rechtsgevolg te verbinden en zal de Hoge Raad met dat oordeel volstaan.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en W.F. Groos, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op 23 april 2013.