
Uitspraken
Zoekresultaat - inzien document
ECLI:NL:HR:2013:1096
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 01-11-2013
- Datum publicatie
- 04-11-2013
- Zaaknummer
-
13/02235
- Rechtsgebieden
-
Belastingrecht
- Bijzondere kenmerken
-
Cassatie
Artikel 80a RO-zaken
- Inhoudsindicatie
-
HR: 80a RO
- Vindplaatsen
-
Rechtspraak.nl
- Verrijkte uitspraak
Uitspraak
1 november 2013
nr. 13/02235
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van [X] te [Z] (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag van 27 maart 2013, nrs. SGR 12/8534 en SGR 12/8535, betreffende de aan belanghebbende voor de jaren 2008 en 2009 opgelegde aanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen.
1 Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie
De Hoge Raad is van oordeel dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen omdat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep dan wel omdat de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden.
De Hoge Raad zal daarom – gezien artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie en gehoord de Procureur-Generaal – het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaren.
2 Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet‑ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.A.C.A. Overgaauw als voorzitter, en de raadsheren R.J. Koopman en L.F. van Kalmthout, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 1 november 2013.