
Uitspraken
Zoekresultaat - inzien document
ECLI:NL:HR:2010:BL7676
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 06-07-2010
- Datum publicatie
- 06-07-2010
- Zaaknummer
-
08/02715 P
- Formele relaties
-
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2010:BL7676
- Rechtsgebieden
-
Strafrecht
- Bijzondere kenmerken
-
Cassatie
- Inhoudsindicatie
-
Profijtontneming. ’s Hofs oordeel aangaande de overschrijding van de redelijke termijn. Gegronde klacht onder verwijzing naar de gronden als vermeld in de conclusie AG. De HR doet de zaak om doelmatigheidsredenen zelf af.
- Vindplaatsen
-
Rechtspraak.nl
RvdW 2010/923
NJ 2010/420
- Verrijkte uitspraak
Uitspraak
6 juli 2010
Strafkamer
Nr. 08/02715 P
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 12 juni 2008, nummer 22/000290-05, op een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel ten laste van:
[Betrokkene], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1960, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de betrokkene. Namens deze heeft mr. M.A. Oosterveen, advocaat te Rotterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
2. Beoordeling van het middel
2.1. Het middel richt zich tegen 's Hofs oordeel met betrekking tot de redelijke termijn als bedoeld in
art. 6 EVRM.
2.2. Op de gronden die zijn vermeld in de conclusie van de Advocaat-Generaal is het middel terecht voorgesteld.
2.3. De Hoge Raad zal de zaak om doelmatigheidsredenen zelf afdoen. In cassatie wordt ervan uitgegaan dat de termijn van berechting als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM in hoger beroep in aanzienlijke mate is overschreden. Voorts doet de Hoge Raad uitspraak nadat meer dan twee jaren zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Een en ander moet leiden tot vermindering van de aan de betrokkene opgelegde betalingsverplichting van € 22.000,-. De Hoge Raad zal die betalingsverplichting verminderen met € 2.000,-.
3. Slotsom
Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de hoogte van het opgelegde bedrag ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel;
vermindert het te betalen bedrag in die zin dat de hoogte daarvan € 20.000,- bedraagt;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en C.H.W.M. Sterk, in bijzijn van de waarnemend griffier S.C. Rusche, en uitgesproken op 6 juli 2010.