
Uitspraken
Zoekresultaat - inzien document
ECLI:NL:HR:2010:BK9051
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 02-03-2010
- Datum publicatie
- 02-03-2010
- Zaaknummer
-
09/01888
- Formele relaties
-
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2010:BK9051
- Rechtsgebieden
-
Strafrecht
- Bijzondere kenmerken
-
Cassatie
- Inhoudsindicatie
-
Uittrekselarrest. HR herhaalt HR LJN AT2980.
- Vindplaatsen
-
Rechtspraak.nl
RvdW 2010, 409
- Verrijkte uitspraak
Uitspraak
2 maart 2010
Strafkamer
nr. 09/01888
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een bij verstek gewezen arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 3 augustus 2004, nummer 23/001449-03, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1981, ten tijde van de betekening van de aanzegging uit anderen hoofde gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting "Tilburg" te Tilburg.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. R.J. Baumgardt, advocaat te Spijkenisse, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Vegter heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof te Amsterdam teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
2. Beoordeling van het tweede middel
2.1. Het middel behelst de klacht dat het Hof zijn op 3 augustus 2004 gegeven beslissingen niet heeft neergelegd in een verkort arrest, maar in een "uittreksel" dat niet voldoet aan de wettelijke eisen.
2.2. Bij de stukken bevindt zich een door de Griffier "voor uittreksel" ondertekend "uittreksel" waarin slechts zijn opgenomen de kwalificatie van het bewezenverklaarde feit, de datum waarop en de plaats waar het is begaan, de toepasselijke wetsartikelen alsmede het dictum. In cassatie moet ervan worden uitgegaan dat de door het Hof op 3 augustus 2004 in de strafzaak gegeven beslissingen niet zijn vastgelegd in een zogenoemd verkort arrest, maar in een "uittreksel". Het verzuim van het Hof een arrest op te maken dat voldeed aan de hier ingevolge art. 415 Sv toepasselijke wettelijke eisen, in het bijzonder die van art. 365a in verbinding met art. 138b Sv, heeft betrekking op een wezenlijke vorm van het strafproces zodat het nietigheid van de bestreden uitspraak oplevert, ook al is deze niet met zoveel woorden in de wet bedreigd (vgl. HR 24 mei 2005, LJN AT2980, NJ 2006, 433).
2.3. Het middel is dus terecht voorgesteld.
3. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven, het eerste middel geen bespreking behoeft en als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te Amsterdam, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en C.H.W.M. Sterk, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken op 2 maart 2010.