
Uitspraken
Zoekresultaat - inzien document
ECLI:NL:HR:2005:AT2828
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 15-04-2005
- Datum publicatie
- 15-04-2005
- Zaaknummer
-
C04/159HR
- Formele relaties
-
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2005:AT2828
- Rechtsgebieden
-
Civiel recht
- Bijzondere kenmerken
-
Cassatie
- Inhoudsindicatie
-
15 april 2005 Eerste Kamer Nr. C04/159HR JMH/RM Hoge Raad der Nederlanden Arrest in de zaak van: [Eiser], wonende te [woonplaats], EISER tot cassatie, advocaat: mr. P.J.L.J. Duijsens, t e g e n [Verweerster], gevestigd te [vestigingsplaats], VERWEERSTER in cassatie, advocaat: mr. D. Rijpma. 1. Het geding in feitelijke instanties...
- Wetsverwijzingen
-
Wet op de rechterlijke organisatie 81
- Vindplaatsen
-
Rechtspraak.nl
JOL 2005, 237
JWB 2005/149
- Verrijkte uitspraak
Uitspraak
15 april 2005
Eerste Kamer
Nr. C04/159HR
JMH/RM
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. P.J.L.J. Duijsens,
t e g e n
[Verweerster],
gevestigd te [vestigingsplaats],
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. D. Rijpma.
1. Het geding in feitelijke instanties
Eiser tot cassatie - verder te noemen: [eiser] - heeft bij exploot van 10 februari 1993 verweerster in cassatie - verder te noemen: HB - gedagvaard voor de rechtbank te Dordrecht en gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, HB te veroordelen om aan [eiser] te betalen een bedrag van ƒ 77.445,--, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 maart 1992 tot de dag der voldoening.
Na het opwerpen van een thans niet meer terzake dienend bevoegdheidsincident heeft HB de vordering bestreden en van haar kant in reconventie gevorderd [eiser] bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te veroordelen tot betaling van een bedrag van ƒ 3.155,83 aan hoofdsom, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 dagen na de factuurdata en vermeerderd met een bedrag van ƒ 5.000,-- aan pre-processuele kosten.
[Eiser] heeft de vordering in reconventie bestreden.
De rechtbank heeft bij vonnis van 19 augustus 1998 in conventie de vordering afgewezen en in reconventie [eiser] veroordeeld tot betaling van een bedrag van ƒ 1.486,33, te vermeerderen met 1% per maand rente daarover vanaf 22 mei 1991, alsmede tot betaling van een bedrag van ƒ 1.669,50, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 12 maart 1993, [eiser] zowel in conventie als in reconventie in de proceskosten van HB veroordeeld en het meer of anders gevorderde afgewezen.
Tegen dit vonnis heeft [eiser] hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Gravenhage. Bij memorie van grieven heeft hij zijn vordering verminderd tot een bedrag van ƒ 74.673,--.
Bij tussenarrest van 19 juni 2001 heeft het hof een comparitie van partijen gelast en bij eindarrest van 27 januari 2004 het bestreden vonnis zowel in conventie als in reconventie bekrachtigd.
Het eindarrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het eindarrest van het hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding en het herstelexploot zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.
HB heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Spier strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding
in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van HB begroot op € 1.060,38 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren H.A.M. Aaftink, als voorzitter, O. de Savornin Lohman en A.M.J. van Buchem-Spapens, en in het openbaar uitgesproken door de vice-president P. Neleman op 15 april 2005.