
Uitspraken
Zoekresultaat - inzien document
ECLI:NL:HR:2005:AT2622
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 24-06-2005
- Datum publicatie
- 24-06-2005
- Zaaknummer
-
C04/299HR
- Formele relaties
-
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2005:AT2622
- Rechtsgebieden
-
Civiel recht
- Bijzondere kenmerken
-
Cassatie
- Inhoudsindicatie
-
24 juni 2005 Eerste Kamer Nr. C04/299HR JMH Hoge Raad der Nederlanden Arrest in de zaak van: [Eiser], wonende te [woonplaats], EISER tot cassatie, advocaat: mr. drs. R.A. van der Hansz, t e g e n [Verweerster], wonende te [woonplaats], VERWEERSTER in cassatie, niet verschenen. 1. Het geding in feitelijke instanties...
- Wetsverwijzingen
-
Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (geldt in geval van digitaal procederen) 401a
- Vindplaatsen
-
Rechtspraak.nl
JOL 2005, 398
JWB 2005/250
- Verrijkte uitspraak
Uitspraak
24 juni 2005
Eerste Kamer
Nr. C04/299HR
JMH
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. drs. R.A. van der Hansz,
t e g e n
[Verweerster],
wonende te [woonplaats],
VERWEERSTER in cassatie,
niet verschenen.
1. Het geding in feitelijke instanties
Eiser tot cassatie, handelende onder de naam [A] Aannemingsbedrijf - verder te noemen: [eiser] - heeft bij exploot van 14 augustus 2000 verweerster in cassatie - verder te noemen: [verweerster] - gedagvaard voor de kantonrechter te Rotterdam en gevorderd [verweerster] te veroordelen om aan [eiser] te betalen een bedrag van ƒ 334,85 met rente en kosten zoals in de dagvaarding omschreven.
Nadat [verweerster] niet was verschenen, heeft de kantonrechter bij verstekvonnis van 3 oktober 2000 de vordering van [eiser] toegewezen.
Tegen voormeld verstekvonnis is [verweerster] bij exploot van 3 juni 2003 in verzet gekomen. Daarbij heeft zij gevorderd het verstekvonnis te vernietigen en haar te ontheffen van de jegens haar uitgesproken veroordeling.
[Eiser] heeft de vordering in oppositie bestreden.
De kantonrechter heeft bij tussenvonnis van 15 juli 2003 een comparitie van partijen gelast.
Tegen dit tussenvonnis heeft [eiser] hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Gravenhage. Bij arrest van 22 juni 2004 heeft het hof [eiser] niet-ontvankelijk verklaard in zijn hoger beroep tegen het tussenvonnis van de kantonrechter.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Tegen de niet verschenen [verweerster] is verstek verleend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Strikwerda strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van [eiser] in zijn cassatieberoep.
3. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
3.1 Voor het verloop van de procedure verwijst de Hoge Raad naar de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 1-4 en het hiervoor onder 1 overwogene.
3.2 Het dictum van het bestreden arrest houdt niet een beslissing in die ten opzichte van (een van) de betrokken partijen is aan te merken als een beslissing waarmee aan het geding omtrent enig deel van het gevorderde een einde wordt gemaakt. Nu het gaat om een tussenarrest, kan volgens het hier toepasselijke art. 401a lid 2 Rv. beroep in cassatie van dit arrest slechts tegelijk met dat van het eindarrest worden ingesteld, aangezien het hof niet anders heeft bepaald en de overige in dit artikel vermelde uitzonderingen evenmin van toepassing zijn. [Eiser] kan derhalve in zijn cassatieberoep niet worden ontvangen.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verklaart [eiser] niet-ontvankelijk in zijn beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerster] begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren H.A.M. Aaftink, als voorzitter, D.H. Beukenhorst en O. de Savornin Lohman, en in het openbaar uitgesproken door de vice-president P. Neleman op 24 juni 2005.