
Uitspraken
Gevonden zoektermen
Zoekresultaat - inzien document
ECLI:NL:HR:2002:AD8246
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 18-01-2002
- Datum publicatie
- 18-01-2002
- Zaaknummer
-
C00/120HR
- Rechtsgebieden
-
Civiel recht
- Bijzondere kenmerken
-
Cassatie
- Inhoudsindicatie
-
-
- Wetsverwijzingen
-
Wet op de rechterlijke organisatie 81
- Vindplaatsen
-
Rechtspraak.nl
JOL 2002, 31
JWB 2002/24
- Verrijkte uitspraak
Uitspraak
18 januari 2002
Eerste Kamer
Nr. C00/120HR
SB
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiser], wonende te [woonplaats], België,
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. P. Garretsen,
t e g e n
1. SALTECH NEDERLAND B.V. handelende onder de naam TRIPLE P SERVICES, gevestigd te Vianen,
2. TPM EUROPE HOLDING B.V., gevestigd te Vianen,
3. de vennootschap naar Belgisch recht REPKO N.V. thans genaamd TRIPLE P BELGIUM N.V., gevestigd te Zaventem, België,
VERWEERSTERS in cassatie,
advocaat: mr. K.G.W. van Oven.
1. Het geding in feitelijke instanties
Eiser tot cassatie - verder te noemen: [eiser] - heeft bij exploit van 2 december 1994 verweersters in cassatie - verder gezamenlijk te noemen: Triple P c.s. - op ver-korte termijn gedagvaard voor de Rechtbank te Dordrecht en gevorderd te verklaren voor recht dat [eiser] niet toerekenbaar tekort is geschoten jegens Triple P c.s. en voorts dat Triple P c.s. wordt veroordeeld tot betaling van een bedrag van ƒ 964.605,31, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Triple P c.s. hebben de vordering bestreden en in reconventie gevorderd te verklaren voor recht dat Triple P c.s. zich met recht beroepen op verrekening van de door de bindend adviseurs vastgestelde bedragen van ƒ 194.025,-- en ƒ 178.886,-- en [eiser] te veroordelen om aan Triple P c.s. te voldoen een bedrag groot ƒ 15.139,-- te vermeerderen met de wettelijke rente.
[Eiser] heeft de vorderingen van Triple P c.s. bestreden.
De Rechtbank heeft na een tussenvonnis van 12 juli 1995 bij eindvonnis van 29 mei 1996 in conventie Triple P c.s. veroordeeld om aan [eiser] te betalen de som van ƒ 20.703,--, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 2 december 1994 tot aan de dag der algehele voldoening. Het meer of anders in conventie gevorderde heeft de Rechtbank afgewezen. Voorts heeft de Rechtbank de vorderingen in reconventie afgewezen.
Tegen beide vonnissen van de Rechtbank heeft [eiser] hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te 's-Gravenhage. Triple P c.s. hebben tegen het eindvonnis incidenteel hoger beroep ingesteld.
Na een tussenarrest van 18 maart 1999 heeft het Hof bij eindarrest van 18 november 1999 in het principaal hoger beroep de bestreden vonnissen voor zover in conventie gewezen bekrachtigd. In het incidenteel hoger beroep heeft het Hof het bestreden vonnis voor zover in reconventie gewezen vernietigd en, opnieuw rechtdoende, [eiser] veroordeeld tot betaling aan Triple P van een bedrag van ƒ 35.841,--, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 10 augustus 1996 tot de dag van volledige voldoening, en het meer of anders gevorderde afgewezen.
Beide arresten van het Hof zijn aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen zowel het tussenarrest als het eindarrest van het Hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Triple P c.s. hebben geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beant-woording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Triple P c.s. begroot op € 4.314,18 aan verschotten en € 1.365,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren C.H.M. Jansen, als voorzitter, A.G. Pos en P.C. Kop, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer A. Hammerstein op 18 januari 2002.