
Uitspraken
Zoekresultaat - inzien document
ECLI:NL:GHSHE:2018:2843
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 05-07-2018
- Datum publicatie
- 25-09-2018
- Zaaknummer
-
200.231.822_01
- Rechtsgebieden
-
Burgerlijk procesrecht
- Bijzondere kenmerken
-
Hoger beroep
Verzet
- Inhoudsindicatie
-
Artikel 29 lid 2 WGBZ stelt dat er geen hogere voorziening is toegelaten tegen een gerechtelijke beslissing inhoudende een verklaring niet-ontvankelijkheid. Redenen om van deze wettelijke regeling niettemin af te wijken zijn niet aangevoerd. Dit brengt mee dat verzoeker niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in dit door hem ingestelde hoger beroep.
- Wetsverwijzingen
-
Wet griffierechten burgerlijke zaken 29
- Vindplaatsen
-
Rechtspraak.nl
- Verrijkte uitspraak
Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
Afdeling civiel recht
Uitspraak : 5 juli 2018
Zaaknummer : 200.231.822/01
Zaaknummer eerste aanleg : C/01/326773 / EX RK 17-170
in de zaak in hoger beroep ex artikel 29 WGBZ van:
[appellant] ,
wonende te [woonplaats] ,
appellant,
hierna te noemen: [appellant] ,
tegen
de Griffier van het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch,
hierna te noemen; de Griffier.
1 Het geding in eerste aanleg
Het hof verwijst naar de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 6 december 2017.
2 Het geding in hoger beroep
Bij beroepschrift, binnengekomen ter griffie van dit hof op 9 januari 2018, is [appellant] in beroep gekomen tegen de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 6 december 2017 waarbij [appellant] niet-ontvankelijk is verklaard in het door hem ingestelde verzet tegen het door de griffier van voernoemde rechtbank in de hoofdzaak met zaaknummer C/01/323845 KG Za 17-473 in rekening gebrachte griffierecht .
Bij verweerschrift, ingekomen ter griffie van dit hof op 30 april 2018 heeft de Griffier verzocht [appellant] in zijn hoger beroep niet-ontvankelijk te verklaren.
De mondelinge behandeling in hoger beroep heeft plaatsgevonden op 20 juni 2018. Bij die gelegenheid is [appellant] gehoord. De Griffier is, met bericht van verhindering, niet ter zitting in hoger beroep verschenen.
[appellant] heeft bij gelegenheid van de mondelinge behandeling in hoger beroep, ook nadat hem door het hof was medegedeeld dat er tegen een dergelijke beslissing van de rechtbank geen beroep open staat en hij, mede naar aanleiding van die mededeling tot de conclusie was gekomen dat hij een tweetal juridische procedures met elkaar had verward in die zin dat hij in de veronderstelling verkeerde dat hij thans in een andere procedure zou worden gehoord, de zaak niet ingetrokken en het hof verzocht om evenzogoed uitspraak te doen.
Het hof overweegt dat artikel 29 lid 2 WGBZ stelt dat er geen hogere voorziening is toegelaten tegen een gerechtelijke beslissing zoals de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 6 december 2017 waartegen [appellant] thans is hoger beroep wenst te komen.
Redenen om van deze wettelijke regeling niettemin af te wijken zijn niet aangevoerd. Dit brengt mee dat [appellant] niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in dit door hem ingestelde hoger beroep.
3 De uitspraak
Het hof:
verklaart [appellant] niet-ontvankelijk in het hoger beroep.
Dit arrest is gewezen door mrs. S.M.A.M. Venhuizen, R.R.M. de Moor en M. Pannevis en in het openbaar uitgesproken op 5 juli 2018.