
Uitspraken
Zoekresultaat - inzien document
ECLI:NL:GHLEE:2003:AF7592
- Instantie
- Gerechtshof Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 26-03-2003
- Datum publicatie
- 22-04-2003
- Zaaknummer
-
WAHV 03/00097
- Rechtsgebieden
-
Bestuursrecht
Bestuursstrafrecht
- Bijzondere kenmerken
-
Hoger beroep
- Inhoudsindicatie
-
-
- Wetsverwijzingen
-
Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften 9
- Vindplaatsen
-
Rechtspraak.nl
- Verrijkte uitspraak
Uitspraak
WAHV 03/0097
26 maart 2003
CJIB 69048668219
Gerechtshof te Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank te Maastricht
van 19 november 2002
betreffende
[betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),
wonende te [woonplaats]
1. De beslissing van de kantonrechter
De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie in het arrondissement Maastricht ongegrond verklaard. De beslissing van de kantonrechter is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
2. Het procesverloop
De betrokkene heeft tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal is in de gelegenheid gesteld een verweerschrift in te dienen, maar heeft van deze mogelijkheid geen gebruik gemaakt.
3. Beoordeling
3.1. Aan de betrokkene is als bestuurder bij inleidende beschikking een administratieve sanctie van €Euro 86,-- opgelegd ter zake van "inhalen in strijd met inhaalverbod voor motorvoertuigen (Bord F1)", welke gedraging zou zijn verricht op 17 januari 2002 op de Rijksweg A2 te Maastricht.
3.2. Voormelde gedraging is een overtreding van art. 62 RVV 1990, waarin is bepaald dat weggebruikers verplicht zijn om gevolg te geven aan de verkeerstekens die een gebod of verbod inhouden.
3.3. De betrokkene erkent de gedraging te hebben verricht, doch is van mening dat de omstandigheden waaronder de gedraging is verricht oplegging van een sanctie niet billijken. Hiertoe voert de betrokkene het volgende aan. De betrokkene reed op de linker rijbaan van de autosnelweg en hij was bezig een vrachtwagen in te halen, toen het inhaalverbod hem opviel. Betrokkene had vervolgens de keuze tussen afremmen of doorgaan met de ingezette manoeuvre. Omdat vlak achter hem andere auto's reden heeft betrokkene gekozen voor het doorgaan met de ingezette manoeuvre. Verder voert de betrokkene aan, dat door zijn manier van doen geen gevaarlijke situatie is ontstaan.
3.4. Blijkens de stukken van het geding vond een en ander plaats bij de nadering van een wegversmalling in verband met werkzaamheden. In die omstandigheden kan van een bestuurder van een voertuig, dat - zoals het voertuig van de betrokkene - zich op de linkerstrook van de twee rijstroken bevindt, worden gevergd, hetzij dat hij tijdig invoegt tussen het verkeer op de rechter rijstrook, hetzij dat hij zijn snelheid dusdanig aanpast dat hij niet behoeft te handelen in strijd met het inhaalverbod. Daarbij dient de bestuurder er rekening mee te houden dat er - anders dan uit oogpunt van een veilige en vlotte verkeersafwikkeling aangewezen is - niet meteen op het door hem gewenste ogenblik daartoe door het overige verkeer gelegenheid wordt gegeven.
3.5. Door de betrokkene zijn geen omstandigheden aangevoerd die zijn keuze om in afwijking van het hiervoor sub 3.3. omschreven beginsel na ingang van het inhaalverbod in te voegen achter de vrachtwagen die hij wilde gaan inhalen, rechtvaardigen. In het bijzonder is niet aannemelijk geworden dat de verkeersveiligheid in het geding was indien de betrokkene zich aan dat inhaalverbod zou hebben gehouden. Ook na zijn staandehouding heeft de betrokkene hiervan geen gewag gemaakt.
3.6. Gelet op het vorenoverwogene is niet gebleken van omstandigheden waaronder de gedraging heeft plaatsgevonden die het opleggen van een administratieve sanctie niet billijken dan wel tot matiging van de opgelegde sanctie dienen te leiden.
3.7. Dat de betrokkene niemand in gevaar heeft gebracht doet hieraan niet af. In aanmerking dient immers te worden genomen dat art. 62 RVV 1990 noch enige andere bepaling van het RVV 1990 een uitzondering bevat op het aldaar gegeven verbod, in het bijzonder niet de uitzondering dat de veiligheid van het verkeer niet werkelijk in gevaar is gebracht.
3.8. Gelet op het voorgaande zal het hof de beslissing van de kantonrechter bevestigen.
4. De beslissing
Het gerechtshof:
bevestigt de beslissing van de kantonrechter.
Dit arrest is gewezen door mr. Dijkstra, in tegenwoordigheid van Meester als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.