
Uitspraken
Zoekresultaat - inzien document
ECLI:NL:GHLEE:2002:AE5892
- Instantie
- Gerechtshof Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 12-06-2002
- Datum publicatie
- 30-07-2002
- Zaaknummer
-
WAHV 02-00208
- Rechtsgebieden
-
Bestuursrecht
Strafrecht
Bestuursstrafrecht
- Bijzondere kenmerken
-
Hoger beroep
- Inhoudsindicatie
-
-
- Wetsverwijzingen
-
Algemene wet bestuursrecht 6:24
Algemene wet bestuursrecht 6:7
Algemene wet bestuursrecht 6:8
Algemene wet bestuursrecht 6:11
Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften 14
- Vindplaatsen
-
Rechtspraak.nl
- Verrijkte uitspraak
Uitspraak
WAHV 02/00208
12 juni 2002
CJIB 39026558082
Gerechtshof te Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter te Groningen
van 8 augustus 2001
betreffende
[betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),
wonende te [woonplaats].
1. De beslissing van de kantonrechter
De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie in het arrondissement Groningen niet-ontvankelijk verklaard. De beslissing van de kantonrechter is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit
2. Het procesverloop
De betrokkene heeft tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend.
De betrokkene is in de gelegenheid gesteld het beroep schriftelijk nader toe te lichten. Van deze gelegenheid is geen gebruik gemaakt.
WAHV 02/00208
12 juni 2002
CJIB 39026558082
Gerechtshof te Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter te Groningen
van 8 augustus 2001
betreffende
R.C.M. Ydema (hierna te noemen: betrokkene),
wonende te 's-Gravenhage.
1. De beslissing van de kantonrechter
De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie in het arrondissement Groningen niet-ontvankelijk verklaard. De beslissing van de kantonrechter is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit
2. Het procesverloop
De betrokkene heeft tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend.
De betrokkene is in de gelegenheid gesteld het beroep schriftelijk nader toe te lichten. Van deze gelegenheid is geen gebruik gemaakt.
3. Beoordeling
3.1. Ingevolge het in art. 14, eerste lid, WAHV in verbinding met het in de art. 6:24, 6:7 en 6:8 Awb bepaalde dient het hoger beroep te worden ingesteld door het indienen van een beroepschrift binnen een termijn van zes weken, welke termijn aanvangt op de dag na die waarop een afschrift van de bestreden beslissing aan de betrokkene is toegezonden.
3.2. Het beroepschrift is gedateerd 27 oktober 2001 en het is blijkens een daarop gesteld stempel op 6 november 2001 bij het openbaar ministerie te Groningen en op 8 november 2001 ter griffie van het kantongerecht te Groningen ingekomen. Aangezien de bestreden beslissing blijkens een daarop gestelde aantekening op 17 augustus 2001 aan de betrokkene is toegezonden, is het beroepschrift niet tijdig ingediend, zodat de betrokkene in het hoger beroep niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
3.3. Weliswaar geeft de betrokkene, met name in de eerste bijlage bij zijn beroepschrift op pagina 3 in een N.B. een verklaring voor het feit, dat het beroepschrift te laat is ingediend, zakelijk weergegeven hierop neerkomend, dat hij de beslissing van de kantonrechter heeft doorgestuurd naar de curator in het faillissement van de b.v., waarin het koeriersbedrijf van de betrokkene was ondergebracht, veronderstellend dat de curator deze "boete-affaire"zou afhandelen, maar deze omstandigheid leidt er niet toe, dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest. Immers, de inhoud van
de hem persoonlijk betreffende en hem op zijn privé-adres toegezonden beslissing, met name de mededeling omtrent het daartegen in te stellen rechtsmiddel en de termijn waarbinnen dit diende te geschieden hadden hem ertoe moeten brengen in ieder geval de termijn te bewaken. Dat wil zeggen, dat ook wanneer hij in de veronderstelling verkeerde, dat de curator deze zaak zou afhandelen, hij tijdig had dienen na te gaan of een en ander ook gebeurde.
3.4. Het hof overweegt ten overvloede, dat de brieven, die gezamenlijk als beroepschrift tegen de beslissing van de kantonrechter zijn opgevat, zijn gericht aan de officier van justitie te Groningen en inhoudelijk een verzoek bevatten tot kwijtschelding van (-in casu-) een sanctie na tweede verhoging van ƒ 562,50 in verband met de bijzondere omstandigheden van het geval. Nu ingevolge artikel 18 WAHV de advocaat-generaal van het ressortsparket te Leeuwarden als partij in de plaats treedt van de officier van justitie nadat het hoger beroep is ingesteld, zal het hof derhalve deze brieven doorzenden aan de advocaat-generaal, onder gelijktijdige mededeling hiervan aan de betrokkene.
4. De beslissing
Het gerechtshof:
verklaart de betrokkene niet-ontvankelijk in het hoger beroep;
draagt de griffier op het schrijven van betrokkene d.d. 27 oktober 2001 met de daaraan gehechte bijlagen door te zenden aan de advocaat-generaal van het ressortsparket te Leeuwarden onder gelijktijdige mededeling hiervan aan de betrokkene.
Dit arrest is gewezen door mrs. Vellinga, Dijkstra en Kalsbeek, in tegenwoordigheid van mr. Wijma als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.
4. De beslissing
Het gerechtshof:
verklaart de betrokkene niet-ontvankelijk in het hoger beroep;
draagt de griffier op het schrijven van betrokkene d.d. 27 oktober 2001 met de daaraan gehechte bijlagen door te zenden aan de advocaat-generaal van het ressortsparket te Leeuwarden onder gelijktijdige mededeling hiervan aan de betrokkene.
Dit arrest is gewezen door mrs. Vellinga, Dijkstra en Kalsbeek, in tegenwoordigheid van mr. Wijma als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.