
Uitspraken
Zoekresultaat - inzien document
ECLI:NL:GHDHA:2017:2113
- Instantie
- Gerechtshof Den Haag
- Datum uitspraak
- 13-07-2017
- Datum publicatie
- 17-07-2017
- Zaaknummer
-
001766-16
- Rechtsgebieden
-
Strafrecht
- Bijzondere kenmerken
-
Hoger beroep
Raadkamer
- Inhoudsindicatie
-
Art. 591a Sv. Hoger beroep. Art. 591a Sv van overeenkomstige toepassing verklaard op de procedure ex art. 552a Sv. Indien klaagschrift ex artikel 552a Sv deels niet gegrond (ongegrond of niet-ontvankelijk) wordt verklaard, is vergoeding van kosten in de zin van art. 591a Sv niet mogelijk. Verzoeker is in eerste aanleg niet-ontvankelijk verklaard in het verzoek ex art. 591a Sv nu het klaagschrift ex art. 552a Sv slechts deels gegrond is verklaard. Afwijzing hoger beroep.
- Vindplaatsen
-
Rechtspraak.nl
O&A 2017/104
- Verrijkte uitspraak
Uitspraak
datum uitspraak 13 juli 2017
GERECHTSHOF DEN HAAG
Meervoudige raadkamer
BESCHIKKING
gewezen op het hoger beroep tegen de beschikking van de rechtbank Rotterdam van 30 september 2016, gewezen op een verzoekschrift, op grond van artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering ingediend door:
[naam verzoeker],
geboren op [datum] te [plaats],
in deze zaak woonplaats kiezende op het kantooradres van haar advocaat mr. R. Tetteroo aan de Tuinlaan 80, 3111 AW Schiedam.
Procesgang
Verzoekster heeft bij een op 17 februari 2016 ter griffie van de rechtbank Rotterdam ingekomen verzoekschrift verzocht haar op de voet van artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering een bedrag toe te kennen van
€ 1.707,23 als vergoeding voor kosten van rechtsbijstand in verband met een verzoek ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering. Voorts heeft verzoekster bij dat verzoekschrift verzocht haar op de voet van artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering het forfaitaire bedrag van € 280,- toe te kennen als vergoeding voor kosten van rechtsbijstand in verband met het opstellen en indienen van het verzoekschrift ex artikel 89 van Wetboek van Strafvordering, dan wel een bedrag van € 550,- in het geval van een mondelinge behandeling van dat verzoek-schrift in raadkamer.
De rechtbank Rotterdam heeft verzoekster niet-ontvanke-lijk verklaard in het verzoek voor zover het betreft de kosten voor rechtsbijstand in de procedure ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank heeft daartoe overwogen: “Artikel 591a Sv stelt als voorwaarde dat de strafzaak moet zijn geëindigd
zonder straf of maatregel en zonder toepassing van artikel 9a. Kortom: zodra de verdachte ook maar ten aanzien van één feit op de dagvaarding schuldig wordt verklaard, komt hij niet in aanmerking voor een vergoeding van kosten. Deze bepaling is van overeen-komstige toepassing op het onderhavige verzoek. De rechtbank leest de bepaling aldus, dat is bedoeld dat zodra het verzoekschrift tot teruggave van in beslag genomen goederen deels niet gegrond (ongegrond of niet-ontvankelijk) wordt verklaard, vergoeding van kosten niet mogelijk is. De rechtbank constateert dat in dit geval het klaagschrift slechts deels gegrond is verklaard. Nu aan de wettelijke eisen voor het indienen van een verzoek uit hoofde van artikel 591 en 591a Sv niet is voldaan, zal verzoeker niet-ontvankelijk verklaard worden in zijn verzoek.”
De rechtbank heeft voorts het verzoek voor zover het betreft de kosten van rechtsbijstand in verband met het opstellen, indienen en mondeling behandelen van het onderhavige verzoekschrift afgewezen op grond dat die kosten, gelet op hetgeen de rechtbank heeft overwogen ten aanzien van het verzoek tot vergoeding van kosten van rechtsbijstand in de procedure ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering, nodeloos zijn gemaakt.
Namens verzoekster is op 31 oktober 2016 hoger beroep tegen die beschikking ingesteld.
Het hof heeft dit hoger beroep op 15 juni 2017 in het openbaar in raadkamer behandeld. In raadkamer zijn gehoord de advocaat van verzoekster, mr. R. Tetteroo, en de advocaat-generaal mr. I.J.E.H. Degeling. Verzoekster is –hoewel behoorlijk opgeroepen- niet in raadkamer verschenen.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot afwijzing van het hoger beroep.
Beoordeling van de beschikking waarvan beroep
De behandeling van het onderhavige verzoekschrift in hoger beroep heeft het hof niet gebracht tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van de eerste rechter. Dit brengt mee dat het hoger beroep moet worden afgewezen.
Beslissing
Het hof:
Wijst het hoger beroep af.
Deze beschikking is gegeven door
mr. B. van Walderveen, voorzitter,
mr. H.C. Grootveld en mr. H.A. Holthuis, leden,
in bijzijn van mr. E. Mulder, griffier,
en uitgesproken in het openbaar op 13 juli 2017.
Deze beschikking is ondertekend door de voorzitter en de griffier.