
Uitspraken
Zoekresultaat - inzien document
ECLI:NL:GHDHA:2014:3847
- Instantie
- Gerechtshof Den Haag
- Datum uitspraak
- 13-10-2014
- Datum publicatie
- 28-11-2014
- Zaaknummer
-
22-005808-12
- Rechtsgebieden
-
Strafrecht
- Bijzondere kenmerken
-
Hoger beroep
- Inhoudsindicatie
-
De verdachte heeft - naar aanleiding van onenigheid over een weggegooid propje op de antiekmarkt - aangeefster een duw gegeven waardoor zij ten val is gekomen. Blijkens de zich in het dossier bevindende letselverklaring heeft deze val behoorlijke fysieke gevolgen gehad voor aangeefster (84 jaar), namelijk een fractuur in haar rechter schouder.
Het hof veroordeelt de verdachte tot een geldboete van € 400,00 (vierhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 8 (acht) dagen hechtenis.
- Vindplaatsen
-
Rechtspraak.nl
- Verrijkte uitspraak
Uitspraak
Rolnummer: 22-005808-12
Parketnummer: 09-222230-11
Datum uitspraak: 13 oktober 2014
TEGENSPRAAK
Gerechtshof Den Haag
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank 's-Gravenhage van 18 december 2012 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortejaar] 1954,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 29 september 2014.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het meer subsidiair ten laste gelegde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 40 uren, subsidiair 20 dagen hechtenis.
De verdachte heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 21 augustus 2011 te 's-Gravenhage aan een persoon genaamd [benadeelde partij], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (fractuur aan (de kap van) de rechterschouder), heeft toegebracht, door deze opzettelijk met kracht te duwen en/of te slaan;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 21 augustus 2011 te 's-Gravenhage ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [benadeelde partij], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [benadeelde partij] (met kracht) heeft geduwd en/of geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 21 augustus 2011 te 's-Gravenhage opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [benadeelde partij]), (met kracht) heeft geduwd en/of geslagen, tengevolge waarvan deze zwaar lichamelijk letsel (fractuur (aan de kap van) haar (rechter)schouder), althans enig lichamelijk letsel, heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
meest subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 21 augustus 2011 te ’s-Gravenhage opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [benadeelde partij]), (met kracht) heeft geduwd en/of geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vrijspraak
Met de advocaat-generaal en de raadsman is het hof van oordeel dat niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen aan de verdachte primair en subsidiair is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Voorts is het hof van oordeel dat er mede gelet op de medische verklaring betreffende [benadeelde partij] d.d. 8 september 2011 en het proces-verbaal van 3 januari 2012 met nr. PL1512 2011176456-12, waaruit onder meer blijkt dat aangeefster niet geopereerd hoefde te worden, geen sprake is van zwaar lichamelijk letsel. Naar het oordeel van het hof is derhalve niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte meer subsidiair is ten laste gelegd, zodat de verdachte eveneens daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het meest subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op of omstreeks 21 augustus 2011 te 's-Gravenhage opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [benadeelde partij]), (met kracht) heeft geduwd en/of geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Verweren van de verdediging
Ten aanzien van de getuige [getuige]
De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep betoogd – zakelijk weergegeven - dat de verklaringen van getuige [getuige] niet tot het bewijs kunnen worden gebezigd omdat die verklaringen niet betrouwbaar zijn. Hiertoe heeft de raadsman – kort gezegd – aangevoerd dat de getuige een slechte relatie had met de verdachte en dat zij kennelijk belang heeft bij het afleggen van belastende verklaringen, dat de verklaringen weinig specifiek zijn en tegenstijdig op bepaalde punten en dat de getuige het incident niet heeft kunnen waarnemen.
Het hof overweegt in dit verband dat getuige [getuige] bij de politie (de processen-verbaal met nr. PL1512 2011176445-5 en nr. PL1512 2011176456-9) tweemaal op de voor de bewijsvoering essentiële onderdelen duidelijk en consistent heeft verklaard en dat zij die verklaringen als getuige ter terechtzitting in eerste aanleg onder ede heeft bevestigd. Voorts is tijdens het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep niet aannemelijk geworden dat de getuige het incident niet heeft kunnen zien. Het hof is dan ook van oordeel dat de verklaringen van getuige [getuige] geloofwaardig en betrouwbaar zijn en dat zij derhalve tot het bewijs kunnen worden gebezigd.
Ten aanzien van het opzet
De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep betoogd – zakelijk weergegeven - dat de verdachte behoort te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde feit omdat het vereiste opzet om aangeefster te mishandelen bij hem ontbrak.
Het hof overweegt in dit verband het volgende. Blijkens de getuigenverklaringen ter terechtzitting in eerste aanleg van de getuigen [getuige] en Vogel heeft de verdachte aangeefster, een vrouw op hoge leeftijd (toen bijna 84 jaar oud), een duw gegeven op de antiekmarkt in opbouw. Aangeefster is ten gevolge hiervan gestruikeld. Het hof is dan ook van oordeel dat de verdachte door aangeefster onder de voormelde omstandigheden te duwen bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat aangeefster ten val zou komen, waardoor zij letsel zou bekomen en pijn zou ondervinden. Het hof is dan ook van oordeel dat het opzet van de verdachte – voorwaardelijk – was gericht op de mishandeling.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het meest subsidiair bewezen verklaarde levert op:
mishandeling.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het meer subsidiair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een geldboete ter hoogte van € 400, -.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft - naar aanleiding van onenigheid over een weggegooid propje op de antiekmarkt - aangeefster een duw gegeven waardoor zij ten val is gekomen. Blijkens de zich in het dossier bevindende letselverklaring heeft deze val behoorlijke fysieke gevolgen gehad voor aangeefster, namelijk een fractuur in haar rechter schouder. Door dit letsel was aangeefster, een vrouw op hoge leeftijd, in de laatste fase van haar leven ernstig lichamelijk beperkt en was zij afhankelijk van anderen.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 12 september 2014, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van een soortgelijk feit.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke geldboete van na te melden hoogte een passende en geboden reactie vormt. Bij de vaststelling van de geldboete is rekening gehouden met de draagkracht van de verdachte.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 23, 24, 24c en 300 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het meest subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het meest subsidiair bewezen verklaarde strafbaar en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een geldboete van € 400,00 (vierhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 8 (acht) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door mr. N. Schaar, mr. I.P.A. van Engelen en mr. E.C. van Veen, in bijzijn van de griffier mr. A.D. Verhoeven.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 13 oktober 2014.
mr. I.P.A. van Engelen is buiten staat dit arrest te ondertekenen.