
Uitspraken
Zoekresultaat - inzien document
ECLI:NL:GHDHA:2014:215
- Instantie
- Gerechtshof Den Haag
- Datum uitspraak
- 02-01-2014
- Datum publicatie
- 07-02-2014
- Zaaknummer
-
22-002020-13
- Rechtsgebieden
-
Strafrecht
- Bijzondere kenmerken
-
Hoger beroep
- Inhoudsindicatie
-
Het Hof vindt de stelling dat de verdachte in het algemeen, nog los van psychotische episodes, onvoldoende tegenwoordigheid van geest bezit om te kunnen beoordelen of er hoger beroep dient te worden ingesteld en om in te kunnen schatten wat de gevolgen zijn indien hij nalaat dit tijdig te doen, onvoldoende onderbouwd.
Het Hof verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep.
- Vindplaatsen
-
Rechtspraak.nl
- Verrijkte uitspraak
Uitspraak
Rolnummer: 22-002020-13
Parketnummer: 09-068639-12
Datum uitspraak: 2 januari 2014
TEGENSPRAAK
Gerechtshof Den Haag
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag van 25 januari 2013 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Nederlandse Antillen) op [geboortejaar] 1979,
[adres], uit anderen hoofde thans gedetineerd in de PI Krimpen aan den IJssel.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep van 2 januari 2014 gevorderd dat de verdachte niet-ontvankelijk zal worden verklaard in het hoger beroep.
Ontvankelijkheid in het hoger beroep
Op grond van de processtukken en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep is komen vast te staan dat de dagvaarding van de verdachte om op 25 januari 2013 ter terechtzitting in eerste aanleg te verschijnen aan hem op 10 december 2012 in persoon is uitgereikt. De verdachte had derhalve binnen een termijn van veertien dagen na het op 25 januari 2013 gewezen vonnis in hoger beroep moeten komen. Het hoger beroep is echter pas op 1 mei 2013 ingesteld.
De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep aangevoerd dat de verdachte psychotische episodes kent en ook anderszins een verminderde geestesgesteldheid heeft. De verdachte had, aldus de raadsman, niet de tegenwoordigheid van geest om tegen het vonnis van 25 januari 2013 tijdig hoger beroep in te (doen) stellen.
Het hof overweegt dienaangaande dat niet is gesteld - noch overigens aannemelijk is geworden - dat de verdachte op en/of na 25 januari 2013 in een psychotische toestand verkeerde en dientengevolge tijdens de hiervoor bedoelde termijn van veertien dagen niet in staat was om te beoordelen of tegen meergenoemd vonnis hoger beroep diende te worden ingesteld, doch dit nadien alsnog zo spoedig mogelijk heeft laten doen.
De stelling dat de verdachte – naar het hof begrijpt - in het algemeen, nog los van psychotische episodes, onvoldoende tegenwoordigheid van geest bezit om te kunnen beoordelen of er hoger beroep dient te worden ingesteld en om in te kunnen schatten wat de gevolgen zijn indien hij nalaat dit tijdig te doen, is onvoldoende onderbouwd. De raadsman heeft daartoe verwezen naar de zich in het dossier bevindende rapporten van de psycholoog prof. dr. J.J. Baneke d.d. 13 oktober 2010 en van de reclassering d.d. 14 oktober 2010. Op grond van die rapporten kan evenwel niet worden aangenomen dat de verdachte over een zodanige psychische gesteldheid beschikt dat hij – ook op en/of na 25 januari 2013, althans vóór 1 mei 2013 – niet in staat was om te beoordelen of tegen het vonnis van 25 januari 2013 hoger beroep diende te worden ingesteld.
Nu dit ook anderszins niet aannemelijk is geworden, dient de verdachte in het hoger beroep niet-ontvankelijk te worden verklaard.
BESLISSING
Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep.
Dit arrest is gewezen door mr. L.A.J.M. van Dijk, mr. M.J. de Haan-Boerdijk en mr. H.A. van Brummen, in bijzijn van de griffier mr. J.C.A. Verhoef.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 2 januari 2014.
Mr. H.A. van Brummen en mr. M.J. de Haan-Boerdijk zijn buiten staat dit arrest te ondertekenen.