
Uitspraken
Zoekresultaat - inzien document
ECLI:NL:GHAMS:2017:673
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 07-03-2017
- Datum publicatie
- 09-03-2017
- Zaaknummer
-
23-003592-16
- Rechtsgebieden
-
Strafrecht
- Bijzondere kenmerken
-
Hoger beroep
- Inhoudsindicatie
-
Vrijspraak: Uit de bewijsmiddelen blijkt niet met voldoende zekerheid dat de verdachte wetenschap had van de valsheid van het door hem uitgegeven bankbiljet.
- Vindplaatsen
-
Rechtspraak.nl
- Verrijkte uitspraak
Uitspraak
parketnummer: 23-003592-16
datum uitspraak: 7 maart 2017
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 29 september 2016 in de strafzaak onder de parketnummers 13-702158-16 en 16-050918-16 (TUL) tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1995,
adres: [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
21 februari 2017 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is tegen genoemd vonnis hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
primair:
hij op of omstreeks 22 juni 2016 te Amsterdam in elk geval in Nederland, opzettelijk (een) als echt(e) en onvervalst(e) bankbiljet(ten) van 20 Euro, dat/die verdachte zelf had nagemaakt of vervalst of waarvan de valsheid of vervalsing verdachte, toen hij dat/die bankbiljet(ten) ontving, bekend was, heeft uitgegeven, zulks terwijl tijdens het plegen van voornoemd misdrijf nog geen vijf jaren waren verlopen sedert een vroegere veroordeling van de verdachte/schuldige tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf welke in kracht van gewijsde was gegaan;
subsidiair:
hij op of omstreeks 22 juni 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk een of meer valse of vervalste bankbiljetten van 20,-- euro heeft uitgegeven, zulks terwijl tijdens het plegen van voornoemd misdrijf nog geen vijf jaren waren verlopen sedert een vroegere veroordeling van de verdachte/schuldige tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf welke in kracht van gewijsde was gegaan.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de politierechter.
Vordering van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.
Vrijspraak
De raadsvrouw heeft vrijspraak van het ten laste gelegde bepleit wegens onvoldoende overtuigend bewijs.
Het hof overweegt als volgt.
Hoewel het dossier sterke aanwijzingen voor het tegendeel bevat en de verdachte wisselend heeft verklaard, vindt het hof dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is om het feit in de primaire of subsidiaire variant bewezen te kunnen verklaren. Uit de bewijsmiddelen blijkt niet met voldoende zekerheid dat de verdachte wetenschap had van de valsheid van het door hem uitgegeven biljet. De verdachte zal dus worden vrijgesproken.
Vordering tenuitvoerlegging
Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de Politierechter te Utrecht van 22 maart 2016 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) weken. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Nu de verdachte zal worden vrijgesproken van het primair en subsidiair tenlastegelegde zal de vordering tot tenuitvoerlegging worden afgewezen.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair en subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Wijst af de vordering van de officier van justitie in het arrondissement te Amsterdam van 30 juni 2016, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank te Utrecht van
22 maart 2016, parketnummer 16-050918-16, voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) weken.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. F.M.D. Aardema, mr. W.M.C. Tilleman en mr. N.A. Schimmel, in tegenwoordigheid van
mr. S.M. Schouten, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
7 maart 2017.
[…]