
Uitspraken
Zoekresultaat - inzien document
ECLI:NL:CRVB:2022:1685
- Instantie
- Centrale Raad van Beroep
- Datum uitspraak
- 20-07-2022
- Datum publicatie
- 04-08-2022
- Zaaknummer
-
21/4501 WMO15
- Rechtsgebieden
-
Socialezekerheidsrecht
- Bijzondere kenmerken
-
Hoger beroep
- Inhoudsindicatie
-
Hoger beroep niet-ontvankelijk. Griffierecht niet binnen de termijn betaald.
- Vindplaatsen
-
Rechtspraak.nl
- Verrijkte uitspraak
Uitspraak
Datum uitspraak: 20 juli 2022
21/4501 WMO15
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van
12 november 2021, 20/3065 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] (zonder vaste woon- of verbijfplaats) (appellante)
het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. F.S. Jansen, advocaat, hoger beroep ingesteld tegen de aangevallen uitspraak.
OVERWEGINGEN
In artikel 8:41, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is bepaald dat van de indiener van het beroepschrift een griffierecht wordt geheven. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Bij brief van 28 december 2021 is de gemachtigde van appellante erop gewezen dat een griffierecht van € 134,- is verschuldigd, en is medegedeeld dat dit bedrag uiterlijk 28 dagen na de dag van verzending van de brief op de in die brief genoemde bankrekening moet zijn bijgeschreven.
Bij aangetekende brief van 28 januari 2022 is de gemachtigde van appellante nogmaals gewezen op de verschuldigdheid van het griffierecht en is medegedeeld dat het verschuldigde bedrag binnen vier weken na de datum van deze brief dient te zijn bijgeschreven op de in die brief genoemde bankrekening dan wel contant moet zijn betaald op het bezoekadres van de Raad. Daarbij is erop gewezen dat als het griffierecht niet tijdig wordt betaald, appellante er rekening mee moet houden dat het (hoger) beroep niet inhoudelijk behandeld zal worden.
De aangetekende brief van 28 januari 2022 is bij het Landelijk Dienstencentrum retour ontvangen met de mededeling “niet afgehaald”. Deze brief is op 23 februari 2022 nogmaals verzonden per gewone post. Daarbij is de gemachtigde van appellante erop gewezen dat met deze nieuwe toezending geen nieuwe termijn gaat lopen.
Het griffierecht is niet binnen de termijn betaald.
Op grond van de beschikbare gegevens kan redelijkerwijs niet worden geoordeeld dat appellante niet in verzuim is geweest. Het hoger beroep is kennelijk niet-ontvankelijk, zodat zonder verder onderzoek kan worden beslist.
Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door D. Hardonk-Prins, in tegenwoordigheid van P.A.M. Hulsdouw als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 20 juli 2022.
(getekend) D. Hardonk-Prins
(getekend) P.A.M. Hulsdouw
Tegen deze uitspraak kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan binnen zes weken na de verzending van het afschrift van deze uitspraak schriftelijk verzet doen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA UTRECHT. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld te worden gehoord.