
Uitspraken
Zoekresultaat - inzien document
ECLI:NL:CRVB:2021:474
- Instantie
- Centrale Raad van Beroep
- Datum uitspraak
- 03-03-2021
- Datum publicatie
- 08-03-2021
- Zaaknummer
-
20/607 PW-V
- Rechtsgebieden
-
Socialezekerheidsrecht
- Bijzondere kenmerken
-
Verzet
- Inhoudsindicatie
-
Verzet gegrond. Proceskosten veroordeling. Uit nader onderzoek blijkt dat het griffierecht wel tijdig is voldaan maar is teruggestort aan appellant omdat een verzoek om vrijstelling was ontvangen. Een en ander heeft elkaar klaarblijkelijk gekruist.
- Vindplaatsen
-
Rechtspraak.nl
- Verrijkte uitspraak
Uitspraak
Datum uitspraak: 3 maart 2021
20/607 PW-V
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het verzet als bedoeld in artikel 8:55, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 20 december 2019, 19/2678 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Noordoostpolder
PROCESVERLOOP
Bij uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet van 3 november 2020 heeft de Raad het door appellant ingestelde hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen de uitspraak van de Raad van 3 november 2020 heeft mr. H. Hulfshof, advocaat, namens appellant bij brief van 17 november 2020 verzet gedaan.
OVERWEGINGEN
In de uitspraak van de Raad is het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard omdat het griffierecht niet tijdig is voldaan. Daarvoor was een verzoek om betalingsonmacht afgewezen omdat niet tijdig was voldaan aan de voorwaarde om informatie te verstrekken.
In verzet is aangegeven dat het griffierecht binnen de termijn van de eerste nota tijdig is voldaan nadat het verzoek om betalingsonmacht van het griffierecht is afgewezen. De tweede nota heeft appellant naast zich neergelegd omdat het griffierecht al voldaan was.
Uit nader onderzoek blijkt dat het griffierecht wel tijdig is voldaan maar is teruggestort aan appellant omdat een verzoek om vrijstelling was ontvangen. Een en ander heeft elkaar klaarblijkelijk gekruist.
Gelet op het voorgaande dient het verzet gegrond te worden verklaard.
Dit betekent dat de uitspraak van de Raad van 3 november 2020 vervalt en dat het onderzoek wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond.
Aan mr. Hulshof zal een nieuwe betalingsherinnering van het griffierecht worden verzonden.
De Raad ziet aanleiding het College te veroordelen in de proceskosten van appellant in
de verzetprocedure. Deze kosten worden begroot op € 267,-- voor verleende rechtsbijstand.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep verklaart het verzet gegrond;
Veroordeelt het college in de proceskosten van € 267,-
Deze uitspraak is gedaan door J.C. Boeree, in tegenwoordigheid van E. Blijleven-de Vries als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 3 maart 2021.
(getekend) E. C. Boeree
(getekend) E. Blijleven-de Vries