
Uitspraken
Zoekresultaat - inzien document
ECLI:NL:CRVB:2020:736
- Instantie
- Centrale Raad van Beroep
- Datum uitspraak
- 18-03-2020
- Datum publicatie
- 04-08-2020
- Zaaknummer
-
19/3647 WW
- Rechtsgebieden
-
Socialezekerheidsrecht
- Bijzondere kenmerken
-
Hoger beroep
- Inhoudsindicatie
-
Het griffierecht is niet binnen de termijn betaald. Op grond van de beschikbare gegevens kan redelijkerwijs niet worden geoordeeld dat appellanten niet in verzuim zijn geweest. De hoger beroepen zijn kennelijk niet-ontvankelijk, zodat zonder verder onderzoek kan worden beslist.
- Vindplaatsen
-
Rechtspraak.nl
- Verrijkte uitspraak
Uitspraak
Datum uitspraak: 18 maart 2020
19/3647 WW en 19/3648 WW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van
8 juli 2019, 18/2723 en 18/2725 (aangevallen uitspraken)
Partijen:
[appellant] en [appellante] te [woonplaats] (appellanten)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Namens appellanten heeft mr. S. Maachi, advocaat, hoger beroep ingesteld tegen de aangevallen uitspraken.
OVERWEGINGEN
In artikel 8:41, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is bepaald dat van de indiener van het beroepschrift een griffierecht wordt geheven. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Bij brief van 24 augustus 2019 is de gemachtigde van appellanten erop gewezen dat een griffierecht van € 128,- is verschuldigd, en is meegedeeld dat dit bedrag uiterlijk 28 dagen na de dag van verzending van de brief op de in die brief genoemde bankrekening moet zijn bijgeschreven.
Bij aangetekende brief van 24 september 2019 is de gemachtigde van appellanten nogmaals gewezen op de verschuldigdheid van het griffierecht en is meegedeeld dat het verschuldigde bedrag binnen vier weken na de datum van deze brief dient te zijn bijgeschreven op de in die brief genoemde bankrekening dan wel contant moet zijn betaald op het bezoekadres van de Raad. Daarbij is erop gewezen dat als het griffierecht niet tijdig wordt betaald, appellanten er rekening mee moet houden dat de (hoger) beroepen niet inhoudelijk behandeld zullen worden.
Het griffierecht is niet binnen de termijn betaald.
Op grond van de beschikbare gegevens kan redelijkerwijs niet worden geoordeeld dat appellanten niet in verzuim zijn geweest. De hoger beroepen zijn kennelijk niet-ontvankelijk, zodat zonder verder onderzoek kan worden beslist.
Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep verklaart de hoger beroepen niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door J.P.M. Zeijen, in tegenwoordigheid van H. Alajai als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 18 maart 2020.
(getekend) J.P.M. Zeijen
(getekend) H. Alajai
Tegen deze uitspraak kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan binnen zes weken na de verzending van het afschrift van deze uitspraak schriftelijk verzet doen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA UTRECHT. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld te worden gehoord.
GdJ