
Uitspraken
Zoekresultaat - inzien document
ECLI:NL:CRVB:2019:905
- Instantie
- Centrale Raad van Beroep
- Datum uitspraak
- 14-03-2019
- Datum publicatie
- 21-03-2019
- Zaaknummer
-
17/5164 ANW
- Rechtsgebieden
-
Socialezekerheidsrecht
- Bijzondere kenmerken
-
Hoger beroep
- Inhoudsindicatie
-
Geen recht op een nabestaandenuitkering omdat de echtgenoot van appellante ten tijde van zijn overlijden niet verzekerd was voor de ANW.
- Vindplaatsen
-
Rechtspraak.nl
- Verrijkte uitspraak
Uitspraak
17 5164 ANW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
7 juni 2017, 17/124 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] , Marokko (appellante)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
Datum uitspraak: 14 maart 2019
PROCESVERLOOP
Appellante heeft hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Partijen hebben desgevraagd niet verklaard gebruik te willen maken van het recht om op een zitting te worden gehoord, waarna het onderzoek is gesloten.
OVERWEGINGEN
Appellante woont in Marokko. Haar echtgenoot heeft in Nederland gewoond en is op enig moment verhuisd naar Marokko, waar hij op 8 juni 2015 is overleden. Hij ontving op dat moment een uitkering ingevolge de Algemene Ouderdomswet (AOW).
Naar aanleiding van het overlijden van haar echtgenoot heeft appellante een nabestaandenuitkering ingevolge de Algemene nabestaandenwet (ANW) aangevraagd.
Bij besluit van 14 april 2016 heeft de Svb de aanvraag om een nabestaandenuitkering afgewezen, omdat de echtgenoot van appellante op de dag van zijn overlijden niet verzekerd was voor de ANW. Bij beslissing op bezwaar van 5 december 2016 (bestreden besluit) is het bezwaar tegen het besluit van 14 april 2016 ongegrond verklaard.
2. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat zij in aanmerking wenst te komen voor een ANW-uitkering, omdat haar echtgenoot recht had op een AOW-uitkering.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
Tussen partijen is in geschil of de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat appellante geen recht heeft op een nabestaandenuitkering omdat de echtgenoot van appellante ten tijde van zijn overlijden niet verzekerd was voor de ANW.
Tussen partijen is niet in geschil dat de echtgenoot ten tijde van zijn overlijden niet meer in Nederland woonde of werkte. Hij was daarom op dat moment niet verzekerd op grond van artikel 13 van de ANW. Het feit dat de echtgenoot ten tijde van zijn overlijden recht had op een AOW-pensioen brengt niet mee dat hij op dat moment verzekerd was voor de ANW.
Verder is niet in geschil dat de echtgenoot ten tijde van het overlijden niet vrijwillig verzekerd was voor de ANW, als bedoeld in artikel 63 en 63a van de ANW.
Op grond van gegevens van het Caisse Nationale de Sécurité Sociale staat vast dat de echtgenoot ten tijde van zijn overlijden niet verzekerd was ingevolge de Marokkaanse wetgeving, zodat ook op grond van artikel 13a van de ANW in combinatie met artikel 22 van het Verdrag inzake sociale zekerheid tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk Marokko geen aanspraak op een nabestaandenuitkering bestaat.
Uit het voorgaande volgt dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door M.M. van der Kade, in tegenwoordigheid van P. Boer als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 14 maart 2019.
(getekend) M.M. van der Kade
(getekend) P. Boer
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de datum van verzending beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (Postbus 20303, 2500 EH Den Haag) ter zake van schending of verkeerde toepassing van bepalingen over het begrip verzekerde.
IJ
DÉCISION
La Centrale Raad van Beroep (Cour d'Appel Centrale) confirme la décision attaquée.
Par conséquent, décidée par M.M. van der Kade en présence de P. Boer en qualité de greffier, ainsi que prononcée en public, le 14 mars 2019.
Les parties disposent d’un délai de six semaines à compter de la date d’envoi pour introduire un pourvoi en cassation contre cette décision devant la Cour de Cassation des Pays-Bas:
Hoge Raad der Nederlanden (Postbus 20303, NL 2500 EH ’s-Gravenhage) au titre de la violation ou de la mauvaise application des dispositions concernant la notion de groupe d’assurés.