
Uitspraken
Zoekresultaat - inzien document
ECLI:NL:CRVB:2018:4321
- Instantie
- Centrale Raad van Beroep
- Datum uitspraak
- 20-11-2018
- Datum publicatie
- 19-03-2019
- Zaaknummer
-
17/1540 PW-PV-G
- Rechtsgebieden
-
Socialezekerheidsrecht
- Bijzondere kenmerken
-
Hoger beroep
- Inhoudsindicatie
-
Deze uitspraak is gerectificeerd met ECLI:NL:CRVB:2019:888 en komt in de plaats van ECLI:NL:CRVB:2018:3940.
Brief over toestemming om in het buitenland te verblijven is geen besluit als bedoeld in artikel 1:3 Awb.
- Vindplaatsen
-
Rechtspraak.nl
- Verrijkte uitspraak
Uitspraak
17 1540 PW-PV-G
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Gerectificeerd proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 9 januari 2017, 16/488 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] (appellant) en [Appellante] (appellante), beiden te [woonplaats]
Het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam (college)
Datum uitspraak: 20 november 2018
Zitting heeft: J.L Boxum als lid van de enkelvoudige kamer
Griffier: J. Smolders
Appellanten zijn niet verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door
mr. R.J.M. Codrington.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen:
1. Nadat appellanten aan het college hadden laten weten dat zij voor negen weken naar het buitenland wilden gaan in verband met medische doeleinden en om toestemming hadden gevraagd dit te doen met behoud van bijstand, heeft het college bij brieven van 1 juli 2015 en 14 juli 2015 (brieven) meegedeeld dat zij maximaal 28 dagen per jaar in het buitenland mogen verblijven met behoud van bijstand.
2. Bij besluit van 11 december 2015 (bestreden besluit) heeft het college de bezwaren tegen de brieven niet-ontvankelijk verklaard. Aan het bestreden besluit heeft het college ten grondslag gelegd dat tegen de brieven geen bezwaar openstaat, omdat deze geen besluiten zijn.
3. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
4. Anders dan het college heeft aangevoerd, hebben appellanten wel belang bij een beoordeling van het hoger beroep, nu zij, gelet op de medische gegevens, aannemelijk hebben gemaakt dat het resultaat in deze procedure van belang kan zijn bij een eventuele volgende aanvraag.
5. In de brieven heeft het college geen besluiten genomen over het recht op bijstand van appellanten na een langer verblijf dan 28 dagen in het buitenland. Een besluit over de gevolgen van een langer verblijf in het buitenland voor het recht op bijstand kan volgens vaste rechtspraak pas worden genomen indien duidelijk is dat de betrokkene is vertrokken, hoelang hij feitelijk in het buitenland heeft verbleven en of daarbij de maximaal geldende vakantieduur is overschreden. Die situatie was ten tijde van de brieven niet aan de orde. Vergelijk de uitspraak van 9 mei 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:2087.
6. Met de brieven heeft het college ook niet, zoals appellanten hebben aangevoerd, besluiten genomen om geen toepassing te willen geven aan artikel 16 van de Participatiewet (PW). De vraag of een betrokkene op grond van zeer dringende redenen als bedoeld in artikel 16 van de PW bijstand moet worden verleend, is pas aan de orde als vaststaat dat betrokkene geen recht heeft op bijstand. Ten tijde van de brieven hadden appellanten wel recht op bijstand. Nu de brieven geen besluiten zijn over het recht op bijstand zijn de brieven ook geen besluiten over de vraag of wegens zeer dringende redenen toch bijstand wordt verleend. Een besluit over de verlening van bijstand wegens zeer dringende redenen kan pas aan de orde zijn nadat een besluit is genomen over het recht op bijstand.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier De voorzitter
(getekend) J. Smolders (getekend) J.L. Boxum