
Uitspraken
Zoekresultaat - inzien document
ECLI:NL:CRVB:2016:4338
- Instantie
- Centrale Raad van Beroep
- Datum uitspraak
- 15-11-2016
- Datum publicatie
- 17-11-2016
- Zaaknummer
-
15/5262 AOR
- Rechtsgebieden
-
Socialezekerheidsrecht
- Bijzondere kenmerken
-
Eerste en enige aanleg
- Inhoudsindicatie
-
Bevoegdheid: Ten aanzien van het bedrag dat als loonheffing is ingehouden, stond bezwaar open bij de inspecteur der belastingen en vervolgens beroep bij de belastingrechter.
- Vindplaatsen
-
Rechtspraak.nl
- Verrijkte uitspraak
Uitspraak
15/5262 AOR
Datum uitspraak: 3 november 2016
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak in het geding tussen
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] , Thailand (appellant)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (verweerder)
PROCESVERLOOP
Appellant heeft beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 22 juli 2015, kenmerk BZ01828712 (bestreden besluit). Dit besluit betreft de toepassing van de Algemene Oorlogsongevallenregeling (AOR).
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 september 2016. Appellant is niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door A.L. van de Wiel.
OVERWEGINGEN
Appellant is geboren in 1946 in het toenmalig Nederlands-Indië. Bij besluit van 25 maart 2009 zijn de psychische klachten van appellant aanvaard als oorlogsletsel in de zin van de AOR en is de mate van ongeschiktheid voor het verrichten van passende arbeid vastgesteld
op 100%.
Bij besluit van 14 januari 2015 is de uitkering van appellant op grond van de AOR met ingang van 1 januari 2015 vastgesteld op € 646,46 bruto per maand. Na inhouding van
€ 53,67 aan loonheffing wordt aan appellant per maand netto € 592,79 betaalbaar gesteld.
Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen de loonheffing van € 53,67. Dit bezwaar is bij het bestreden besluit ongegrond verklaard.
2. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
Blijkens het beroepschrift is in geschil de inhouding van loonheffing.
Op grond van artikel 26, tweede lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen kan een belanghebbende bij de inspecteur der belastingen een bezwaarschrift indienen tegen het bedrag dat als belasting door een inhoudingsplichtige van hem is ingehouden. Dit betekent dat voor appellant ten aanzien van het bedrag dat als loonheffing is ingehouden, bezwaar openstond bij de inspecteur der belastingen en vervolgens beroep bij de belastingrechter. Gegeven deze rechtsgang moet de Raad concluderen dat verweerder niet bevoegd was om op het bezwaar van appellant te beslissen en het bezwaarschrift met toepassing van artikel 6:15 van de Algemene wet bestuursrecht had dienen door te zenden naar de bevoegde belastinginspecteur.
Dit betekent dat het beroep van appellant gegrond dient te worden verklaard en het bestreden besluit dient te worden vernietigd. Verweerder zal alsnog dienen over te gaan tot de doorzending, bedoeld onder 2.2.
3. Van voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten is de Raad niet gebleken.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep
-verklaart het beroep gegrond;
-vernietigt het besluit van 22 juli 2015;
-bepaalt dat de minister aan appellant het door hem betaalde griffierecht van € 45,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door B.J. van de Griend als voorzitter en C.H. Bangma en
M.T. Boerlage als leden in tegenwoordigheid van M.S. Boomhouwer als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 3 november 2016.
(getekend) B.J. van de Griend
De griffier is verhinderd te ondertekenen.