
Uitspraken
Zoekresultaat - inzien document
ECLI:NL:CRVB:2016:4217
- Instantie
- Centrale Raad van Beroep
- Datum uitspraak
- 04-11-2016
- Datum publicatie
- 08-11-2016
- Zaaknummer
-
16/1315 ANW
- Formele relaties
-
Cassatie: ECLI:NL:HR:2017:627
- Rechtsgebieden
-
Socialezekerheidsrecht
- Bijzondere kenmerken
-
Hoger beroep
- Inhoudsindicatie
-
Geen recht op nabestaandenuitkering omdat de echtgenoot van appellante ten tijde van zijn overlijden niet verzekerd was voor de ANW.
- Vindplaatsen
-
Rechtspraak.nl
- Verrijkte uitspraak
Uitspraak
16/1315 ANW
Datum uitspraak: 4 november 2016
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
19 januari 2016, 15/6085 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (Marokko) (appellante)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
PROCESVERLOOP
Appellante heeft hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft geen verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 september 2016. Appellante is niet verschenen. Namens de Svb is verschenen mr. M. Sturmans.
OVERWEGINGEN
Appellante woont in Marokko. Haar echtgenoot heeft in Nederland gewoond en is op enig moment verhuisd naar Marokko, alwaar hij op 12 juli 2014 is overleden. Hij ontving op dat moment een uitkering ingevolge de Algemene Ouderdomswet.
Naar aanleiding van het overlijden van haar echtgenoot heeft appellante een nabestaandenuitkering ingevolge de Algemene nabestaandenwet (ANW) aangevraagd.
Bij besluit van 2 februari 2015 heeft de Svb de aanvraag om een nabestaandenuitkering afgewezen, omdat de echtgenoot van appellante op de dag van zijn overlijden niet verzekerd was voor de ANW. Bij beslissing op bezwaar van 14 augustus 2015 (bestreden besluit) is het bezwaar tegen het besluit van 2 februari 2015 ongegrond verklaard.
2. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat zij ziek is, geen inkomsten heeft en als weduwe van haar overleden echtgenoot recht heeft op een ANW-uitkering.
4. De Raad overweegt het volgende.
Tussen partijen is in geschil of de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat appellante geen recht heeft op een nabestaandenuitkering omdat de echtgenoot van appellante ten tijde van zijn overlijden niet verzekerd was voor de ANW.
Volgens artikel 13 van de ANW is verzekerd krachtens die wet degene die ingezetene is of die geen ingezetene is, maar ter zake van in Nederland in dienstbetrekking verrichte arbeid aan de loonbelasting is onderworpen. De vertegenwoordiger van de Svb heeft ter zitting meegedeeld dat de echtgenoot van appellante vanaf in ieder geval zijn pensioengerechtigde leeftijd (1 juli 2005) tot aan zijn overlijden in Marokko heeft gewoond. Nu de echtgenoot van appellante ten tijde van zijn overlijden al geruime tijd in Marokko woonde en niet meer in Nederland werkte, was hij toen op grond van artikel 13 niet verzekerd voor de ANW.
Voorts is niet gebleken dat de echtgenoot van appellante gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid om zich vrijwillig te verzekeren voor de ANW, zoals is neergelegd in artikel 63 en 63a van de ANW.
Op grond van gegevens van het Caisse Nationale de Sécurité Sociale staat verder vast dat de echtgenoot ten tijde van zijn overlijden niet verzekerd was ingevolge de Marokkaanse wetgeving, zodat ook op grond van artikel 13a van de ANW in combinatie met artikel 22 van het Verdrag inzake sociale zekerheid tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk Marokko geen aanspraak op een nabestaandenuitkering bestaat.
Hoewel de Raad zich de moeilijke situatie waarin appellante zich bevindt kan voorstellen, is hij evenals de rechtbank van oordeel dat genoemde omstandigheden niet tot een gehoudenheid van de Svb kunnen leiden om appellante in weerwil van de dwingendrechtelijke wettelijke bepalingen een nabestaandenuitkering toe te kennen.
Het onder 4.1 tot en met 4.5 overwogene leidt tot het oordeel dat het hoger beroep niet kan slagen, zodat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
5. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door P. Vrolijk, in tegenwoordigheid van A.M.C. de Vries als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 4 november 2016.
(getekend) P. Vrolijk
(getekend) A.M.C. de Vries
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de datum van verzending beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (Postbus 20303, 2500 EH
’s-Gravenhage) ter zake van schending of verkeerde toepassing van bepalingen over het begrip verzekering.