
Uitspraken
Zoekresultaat - inzien document
ECLI:NL:CRVB:2015:4052
- Instantie
- Centrale Raad van Beroep
- Datum uitspraak
- 18-11-2015
- Datum publicatie
- 19-11-2015
- Zaaknummer
-
14/5960 WSF
- Rechtsgebieden
-
Socialezekerheidsrecht
- Bijzondere kenmerken
-
Hoger beroep
- Inhoudsindicatie
-
Tegen een uitspraak van de rechtbank na toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Awb kan geen hoger beroep worden ingesteld. Wel kan ingevolge artikel 8:55, eerste lid, van de Awb tegen een dergelijke uitspraak verzet worden gedaan bij de rechtbank. Dit rechtsmiddel is ook vermeld onderaan de aangevallen uitspraak. De Raad is, gelet op het voorgaande, van oordeel niet bevoegd te zijn om het hoger beroep van appellant te behandelen. Het hoger beroepschrift wordt dan ook met toepassing van artikel 6:15, eerste lid, van de Awb alsnog doorgezonden aan de rechtbank met het verzoek dit als verzetschrift te behandelen.
- Vindplaatsen
-
Rechtspraak.nl
- Verrijkte uitspraak
Uitspraak
14/5960 WSF
Datum uitspraak: 18 november 2015
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van
18 september 2014, 14/3139 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (minister)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. G.J. de Kaste, advocaat, hoger beroep ingesteld.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 oktober 2015. Appellant is, met bericht, niet verschenen. De minister heeft zich laten vertegenwoordigen door drs. P.M.S. Slagter.
OVERWEGINGEN
1. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant tegen het besluit van de minister van 20 februari 2014, met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), niet-ontvankelijk verklaard wegens een niet verschoonbare termijnoverschrijding.
2. De Raad overweegt als volgt.
In artikel 8:104, tweede lid, aanhef en onder a, van de Awb is bepaald dat tegen een uitspraak van de rechtbank na toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Awb geen hoger beroep kan worden ingesteld. Wel kan ingevolge artikel 8:55, eerste lid, van de Awb tegen een dergelijke uitspraak verzet worden gedaan bij de rechtbank. Dit rechtsmiddel is ook vermeld onderaan de aangevallen uitspraak.
De Raad is, gelet op het voorgaande, van oordeel niet bevoegd te zijn om het hoger beroep van appellant te behandelen. Het hoger beroepschrift wordt dan ook met toepassing van artikel 6:15, eerste lid, van de Awb alsnog doorgezonden aan de rechtbank met het verzoek dit als verzetschrift te behandelen.
3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep
- verklaart zich onbevoegd;
- bepaalt dat het door appellant in hoger beroep betaalde griffierecht van €122,- aan hem
wordt terugbetaald.
Deze uitspraak is gedaan door J. Brand, in tegenwoordigheid van V. van Rij als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 18 november 2015.
(getekend) J. Brand
(getekend) V. van Rij
GdJ