
Uitspraken
Zoekresultaat - inzien document
ECLI:NL:CRVB:2014:3334
- Instantie
- Centrale Raad van Beroep
- Datum uitspraak
- 15-10-2014
- Datum publicatie
- 16-10-2014
- Zaaknummer
-
14-3967 ZW-VV
- Rechtsgebieden
-
Socialezekerheidsrecht
- Bijzondere kenmerken
-
Voorlopige voorziening
- Inhoudsindicatie
-
Griffierecht niet betaald. Voorlopige voorziening wordt niet-ontvankelijk verklaard.
- Vindplaatsen
-
Rechtspraak.nl
- Verrijkte uitspraak
Uitspraak
Datum uitspraak: 15 oktober 2014
14/3967 ZW-VV
Centrale Raad van Beroep
Voorzieningenrechter
Uitspraak inzake het verzoek om toepassing van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht in het geding tussen:
Partijen:
[verzoekster] te [woonplaats] (verzoekster)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen
PROCESVERLOOP
Verzoekster heeft hoger beroep ingesteld en verzocht om toepassing van het bepaalde in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
OVERWEGINGEN
Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb zijn onder meer de artikelen 8:81, 8:82 en 8:83 van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Ingevolge artikel 8:81 in samenhang met artikel 8:104 van de Awb, kan indien tegen een uitspraak van de rechtbank of van de voorzieningenrechter van de rechtbank hoger beroep bij de Raad is ingesteld, de voorzieningenrechter van de Raad op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
Artikel 8:82, eerste lid, van de Awb bepaalt dat van de verzoeker een griffierecht wordt geheven. Ingevolge artikel 8:82, derde lid, is artikel 8:41, derde tot en met zesde lid, van de Awb van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat de termijn voor de bijschrijving of storting van het griffierecht twee weken bedraagt.
Bij brief van 4 augustus 2014 is verzoekster erop gewezen dat ter zake van het ingediende verzoek een griffierecht van € 122,- is verschuldigd, welk bedrag binnen veertien dagen na dagtekening van die brief dient te zijn voldaan.
Bij aangetekende brief van 19 augustus 2014 is verzoekster nogmaals gewezen op de verschuldigdheid van het griffierecht en is meegedeeld dat het verschuldigde bedrag binnen één week na dagtekening dient te zijn bijgeschreven op de rekening van de Centrale Raad van Beroep dan wel contant op het bezoekadres van de Raad dient te zijn betaald. Daarbij is erop gewezen dat als het griffierecht niet tijdig wordt betaald, verzoekster er rekening mee moet houden dat het verzoek om voorlopige voorziening niet inhoudelijk behandeld zal worden.
Ook binnen die termijn is het griffierecht niet voldaan.
Het verzoek om een voorlopige voorziening te treffen moet dan ook kennelijk
niet-ontvankelijk worden verklaard, met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van de Awb.
Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.
BESLISSING
De voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep verklaart het verzoek
niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door M. Greebe, in tegenwoordigheid van D.W.M. Kaldenhoven als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 15 oktober 2014.
(getekend) M. Greebe
(getekend) D.W.M. Kaldenhoven