
Uitspraken
Zoekresultaat - inzien document
ECLI:NL:CRVB:2012:BX5804
- Instantie
- Centrale Raad van Beroep
- Datum uitspraak
- 22-08-2012
- Datum publicatie
- 27-08-2012
- Zaaknummer
-
12-50 WAO-V
- Formele relaties
-
Cassatie: ECLI:NL:HR:2012:BY3360
- Rechtsgebieden
-
Bestuursrecht
Socialezekerheidsrecht
- Bijzondere kenmerken
-
Verzet
- Inhoudsindicatie
-
Verzet ongegrond. Volgens vaste rechtspraak (ook) van de Raad dienen de gevolgen van het niet afhalen van een poststuk voor rekening van de geadresseerde te blijven zolang niet vaststaat dat een onjuiste of onduidelijke adressering van dat stuk tot een onjuiste bezorging heeft geleid. Uit de gedingstukken blijkt dat de brief waarbij appellant is uitgenodigd om de gronden van het hoger beroep in te dienen aan het - juiste - adres van appellant is gezonden.
- Vindplaatsen
-
Rechtspraak.nl
- Verrijkte uitspraak
Uitspraak
12/50 WAO-V
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:55, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 2 december 2011, 11/3578 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats], Marokko (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Datum uitspraak: 22 augustus 2012
PROCESVERLOOP
Bij uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet van 30 maart 2012 heeft de Raad het door appellant ingestelde hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen de uitspraak van de Raad van 30 maart 2012 heeft appellant verzet gedaan.
Het verzet is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting van 2 augustus 2012, waar partijen - het Uwv met voorafgaand bericht - niet zijn verschenen.
OVERWEGINGEN
De uitspraak van de Raad van 30 maart 2012 berust op de overwegingen dat de gronden van het hoger beroep niet binnen de bij - aangetekend verzonden - brief van 6 februari 2012 gestelde termijn van vier weken zijn ingediend, en dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat appellant niet in verzuim is geweest.
In het verzetschrift heeft appellant verklaard dat hij de brief van de Raad van 6 januari 2012, waarbij appellant voor de eerste keer is uitgenodigd om de gronden van het hoger beroep in te dienen, en de brief van 6 februari 2012 niet heeft ontvangen.
De Raad stelt in de eerste plaats vast dat de brief van de Raad van 6 januari 2012 in dezelfde enveloppe is verzonden als de brief waarbij appellant is uitgenodigd tot betaling van het verschuldigde griffierecht. Appellant heeft aangegeven dat hij deze brief wel heeft ontvangen.
De Raad stelt verder vast dat de aangetekende brief van 6 februari 2012 bij de Raad retour is ontvangen. Door de Marokkaanse postbezorging is op de enveloppe vermeld “non reclamé” (niet afgehaald). Volgens vaste rechtspraak (ook) van de Raad dienen de gevolgen van het niet afhalen van een poststuk voor rekening van de geadresseerde te blijven zolang niet vaststaat dat een onjuiste of onduidelijke adressering van dat stuk tot een onjuiste bezorging heeft geleid. Uit de gedingstukken blijkt dat de brief van 6 februari 2012 aan het - juiste - adres van appellant is gezonden.
Gelet op het voorgaande dient het verzet ongegrond te worden verklaard.
Voor een veroordeling in de proceskosten van het verzet ziet de Raad geen aanleiding.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door T.G.M. Simons, in tegenwoordigheid van D.W.M. Kaldenhoven als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 22 augustus 2012.
(getekend) T.G.M. Simons
(getekend) D.W.M. Kaldenhoven
NW