
Uitspraken
Zoekresultaat - inzien document
ECLI:NL:CRVB:2010:BN2997
- Instantie
- Centrale Raad van Beroep
- Datum uitspraak
- 30-07-2010
- Datum publicatie
- 02-08-2010
- Zaaknummer
-
08-6838 WAO
- Rechtsgebieden
-
Bestuursrecht
Socialezekerheidsrecht
- Bijzondere kenmerken
-
Hoger beroep
- Inhoudsindicatie
-
De Raad stelt vast dat appellant zijn eigen opvatting inzake zijn mogelijkheden om te werken ook in hoger beroep niet aan de hand van medische gegevens heeft onderbouwd. De aldus louter subjectieve opvatting van appellant biedt in het licht van het wettelijk arbeidsongeschiktheidscriterium zoals dat naar vaste rechtspraak dient te worden uitgelegd een ontoereikende grondslag om tot een ander oordeel te komen dan de rechtbank.
- Vindplaatsen
-
Rechtspraak.nl
- Verrijkte uitspraak
Uitspraak
08/6838 WAO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Leeuwarden van 22 oktober 2008, 08/661 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 30 juli 2010
I. PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Desgevraagd hebben partijen toestemming gegeven een onderzoek ter zitting van de Raad achterwege te laten. Gelet op de verleende toestemming heeft de Raad het onderzoek gesloten.
II. OVERWEGINGEN
1. Nadat appellant in januari 1998 zijn werkzaamheden als kraanmachinist wegens rugklachten en psychische klachten had moeten staken, is hij met ingang van 25 januari 1999 in aanmerking gebracht voor een uitkering krachtens de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%.
2. In 2006 heeft een herbeoordeling plaatsgevonden. Op basis van de uitkomsten daarvan is bij besluit van 19 oktober 2007 de WAO-uitkering van appellant met ingang van 20 december 2007 herzien naar 55 tot 65%. Bij besluit van 22 februari 2008 (hierna: bestreden besluit) is het door appellant tegen het besluit van 19 oktober 2007 gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
3.1. De rechtbank heeft het tegen het bestreden besluit ingestelde beroep ongegrond verklaard. De rechtbank heeft, voor zover hier van belang, geen aanleiding gezien te twijfelen aan de juistheid van de beperkingen zoals deze in de Functionele Mogelijkhedenlijst zijn opgenomen. Het onderzoek op basis waarvan de verzekeringsartsen tot hun bevindingen zijn gekomen is door de rechtbank als voldoende zorgvuldig bestempeld en de rechtbank zag geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van de vastgestelde belastbaarheid.
3.2. Voorts heeft de rechtbank zich kunnen verenigen met de passendheid van de bij de schatting betrokken functies. Naar het oordeel van de rechtbank is door de bezwaararbeidsdeskundige genoegzaam uiteengezet waarom de belasting van die functies blijft binnen de voor appellant vastgestelde belastbaarheid.
3.3. Ten slotte heeft de rechtbank zich ook kunnen stellen achter de voor appellant per
11 juli 2007 bepaalde mate van arbeidsongeschiktheid.
4. In hoger beroep heeft appellant bezwaar gemaakt tegen de verlaging van de uitkering omdat hij niet in staat is het verschil zelf te verdienen.
4.1. De Raad stelt vast dat appellant zijn eigen opvatting inzake zijn mogelijkheden om te werken ook in hoger beroep niet aan de hand van medische gegevens heeft onderbouwd. De aldus louter subjectieve opvatting van appellant biedt in het licht van het wettelijk arbeidsongeschiktheidscriterium zoals dat naar vaste rechtspraak dient te worden uitgelegd een ontoereikende grondslag om tot een ander oordeel te komen dan de rechtbank.
5. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
6. Er bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J.W. Schuttel, in tegenwoordigheid van M.H.A. Uri als griffier. Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar op 30 juli 2010.
(get.) J.W. Schuttel.
(get.) M.H.A. Uri.
RK