
Uitspraken
Zoekresultaat - inzien document
ECLI:NL:CRVB:2010:BN1024
- Instantie
- Centrale Raad van Beroep
- Datum uitspraak
- 09-07-2010
- Datum publicatie
- 13-07-2010
- Zaaknummer
-
09-4492 WAJONG
- Rechtsgebieden
-
Bestuursrecht
Socialezekerheidsrecht
- Bijzondere kenmerken
-
Hoger beroep
- Inhoudsindicatie
-
Weigering WAJONG-uitkering toe te kennen. Expliciet is erkend dat appellant op 18-jarige leeftijd in het kader van gezinshereniging naar Nederland is gekomen. Aan de in artikel 5 van de Wajong neergelegde eis dat voor toegang tot de Wajong er sprake dient te zijn van ingezetenschap is niet voldaan, zodat aan de toepassing van artikel 10 van de Wajong niet wordt toegekomen.
- Vindplaatsen
-
Rechtspraak.nl
- Verrijkte uitspraak
Uitspraak
09/4492 WAJONG
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 24 juni 2009, 08/5010 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 9 juli 2010
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. W.H.M. Ummels, advocaat te Rotterdam, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 juni 2010. Appellant is niet verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door S.N. Westmaas.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Bij aanvraag van 16 maart 2008 heeft appellant verzocht om een uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering jonggehandicapten (Wajong).
1.2. Bij besluit van 22 april 2008 heeft het Uwv dit verzoek afgewezen.
1.3. Voornoemd besluit is bij besluit van 22 oktober 2008 (hierna: bestreden besluit) gehandhaafd.
2.1. In beroep heeft appellant aangevoerd (en daarmee zijn bezwaargronden herhaald) dat zijn aanspraken op een Wajong-uitkering in onvoldoende mate zijn onderzocht. Hij wijst op het gegeven dat zijn vader destijds kinderbijslag ten behoeve van hem ontving.
2.2. De rechtbank heeft het standpunt van het Uwv onderschreven dat appellant op grond van de geldende wettelijke regeling niet in aanmerking komt voor een Wajong-uitkering, gelet op de omstandigheid dat appellant zich op zijn 18e jaar in Nederland heeft gevestigd en het niet weersproken standpunt van de verzekeringsarts dat appellant op zijn 17e jaar reeds volledig arbeidsongeschikt was. Aan de toepassing van artikel 10 van de Wajong (en de daarmee samenhangende beleidsregels) wordt, anders dan appellant meent, aldus niet toegekomen. De rechtbank heeft het beroep desondanks gegrond verklaard. Zij heeft evenwel bepaald dat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand blijven. Hiertoe heeft zij overwogen dat appellant door het Uwv op het verkeerde been is gezet door te veronderstellen dat er een wettelijke basis zou zijn om tot toekenning van Wajong-uitkering te komen, indien hij zou aantonen dat voor hem kinderbijslag zou zijn ontvangen in zijn 17e en 18e levensjaar.
3. In hoger beroep voert appellant aan dat ten onrechte geen toepassing is gegeven aan artikel 10 van de Wajong en de daarmee samenhangende beleidsregels. Verder verwijst hij naar hetgeen eerder in de bezwaar- en beroepsfase is aangevoerd.
4.1. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.2. De Raad stelt vast dat appellant in hoger beroep de eerder in de procedure betrokken stellingen (in essentie) heeft herhaald. De Raad ziet op basis van de beschikbare gegevens geen aanknopingspunten om tot een andere beoordeling te komen dan de rechtbank. De Raad wijst in dit verband op het aanvullende bezwaarschrift van 3 juli 2008 en de zich onder de gedingstukken bevindende fax van 13 mei 2009 waarin expliciet wordt erkend dat appellant op 18-jarige leeftijd, te weten in 1983, in het kader van gezinshereniging naar Nederland is gekomen. Dit is door appellant (later) niet weersproken. Aan de in artikel 5 van de Wajong neergelegde eis dat voor toegang tot de Wajong er sprake dient te zijn van ingezetenschap is aldus niet voldaan, zodat aan de toepassing van artikel 10 van de Wajong niet wordt toegekomen. De Raad ziet in het voorgaande dan ook aanleiding de aan de aangevallen uitspraak ten grondslag gelegde overwegingen te onderschrijven.
5. De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door D.J. van der Vos, in tegenwoordigheid van T.J. van der Torn als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 9 juli 2010.
(get.) D.J. van der Vos.
(get.) T.J. van der Torn.
RK