
Uitspraken
Zoekresultaat - inzien document
ECLI:NL:CRVB:2010:BN0920
- Instantie
- Centrale Raad van Beroep
- Datum uitspraak
- 09-07-2010
- Datum publicatie
- 13-07-2010
- Zaaknummer
-
09-6337 WAO
- Formele relaties
-
Tussenuitspraak bestuurlijke lus: ECLI:NL:CRVB:2009:BK0476, Niet ontvankelijk
- Rechtsgebieden
-
Bestuursrecht
Socialezekerheidsrecht
- Bijzondere kenmerken
-
Herziening
- Inhoudsindicatie
-
Verzoek om herziening van de door de Raad gewezen uitspraak niet-ontvankelijk verklaard.
- Vindplaatsen
-
Rechtspraak.nl
- Verrijkte uitspraak
Uitspraak
09/6337 WAO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
als bedoeld in artikel 8:54 in verbinding met artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet op het verzoek om herziening van:
[Verzoekster], wonende te Turkije (hierna: verzoekster),
tegen de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 24 september 2009, 08/43
in het geding tussen:
verzoekster
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen.
Datum uitspraak: 9 juli 2010
I. PROCESVERLOOP
Verzoekster heeft een verzoek om herziening ingediend van de door de Raad op 24 september 2009 tussen partijen gewezen uitspraak.
II. OVERWEGINGEN
In artikel 22 van de Beroepswet is bepaald dat van de indiener van het beroepschrift een griffierecht wordt geheven. Ingevolge artikel 22, zevende lid, van de Beroepswet zijn de leden 1 tot en met 6 van dit artikel van overeenkomstige toepassing op een verzoek om herziening.
Bij brief van 3 december 2009 is verzoekster erop gewezen dat een griffierecht van
€ 110,-- is verschuldigd, en is medegedeeld dat het verschuldigde bedrag binnen vier weken dient te zijn voldaan, bij voorkeur door middel van de aangehechte acceptgirokaart.
Bij aangetekende brief van 4 januari 2010 is verzoekster nogmaals gewezen op de verschuldigdheid van het griffierecht en is medegedeeld dat het verschuldigde bedrag binnen vier weken dient te zijn bijgeschreven op de rekening van de Centrale Raad van Beroep dan wel ter griffie dient te zijn gestort. Daarbij is erop gewezen dat overschrijding van die termijn kan leiden tot niet-ontvankelijkverklaring van het verzoek.
Naar aanleiding van een telefonisch verzoek op 1 februari 2010 van verzoekster heeft de Raad de brieven van 3 december 2009 en 4 januari 2010 nogmaals toegezonden.
Bij brief van 2 april 2010 heeft verzoekster een bankoverschrijving meegezonden als bewijs dat het griffierecht betaald is. Het bedrag is echter niet op de bankrekening van de Raad binnengekomen.
De Raad stelt vast dat het griffierecht niet binnen de termijn is betaald.
Nu op grond van de beschikbare gegevens redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat verzoekster niet in verzuim is geweest, acht de Raad het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk, zodat zonder verder onderzoek kan worden beslist.
Voor een proceskostenveroordeling ziet de Raad geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Verklaart het verzoek om herziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door T.L. de Vries, in tegenwoordigheid van T. Hemelrijk-van den Oudenalder als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 9 juli 2010.
(get.) T.L. de Vries.
(get.) T. Hemelrijk-van den Oudenalder.
Tegen deze uitspraak kunnen de belanghebbende en het bestuursorgaan binnen zes weken na de verzending van dit afschrift schriftelijk verzet doen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA UTRECHT.
De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.
NW