
Uitspraken
Zoekresultaat - inzien document
ECLI:NL:CRVB:2006:AZ5217
- Instantie
- Centrale Raad van Beroep
- Datum uitspraak
- 22-12-2006
- Datum publicatie
- 27-12-2006
- Zaaknummer
-
04-6324 WAO
- Rechtsgebieden
-
Bestuursrecht
Socialezekerheidsrecht
- Bijzondere kenmerken
-
Hoger beroep
- Inhoudsindicatie
-
WAO-schatting.
- Vindplaatsen
-
Rechtspraak.nl
- Verrijkte uitspraak
Uitspraak
04/6324 WAO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellant] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 5 oktober 2004, 04/182 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 22 december 2006
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. A.L. Kuit, advocaat te Rotterdam, hoger beroep ingesteld tegen de aangevallen uitspraak.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend en nader stukken ingebracht.
De zaak is behandeld ter zitting van de Raad, gehouden op 10 november 2006.
Appellant noch zijn gemachtigde is verschenen. Het Uwv was vertegenwoordigd door mr. E.F. de Roy van Zuydewijn.
II. OVERWEGINGEN
Aan appellant is bij besluit van 10 april 2003 een WAO-uitkering geweigerd omdat appellant na voltooiing van de wachttijd van 52 weken minder dan 15% arbeidsongeschikt was.
Bij besluit van 9 december 2003 (het bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van appellant op arbeidskundige gronden gegrond verklaard en aan appellant per 23 mei 2003 (de in geding zijnde datum) een WAO-uitkering toegekend, berekend naar de mate van arbeidsongeschiktheid van 15-25%.
De rechtbank heeft in de aangevallen uitspraak het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
De Raad deelt, onder overneming van de door de rechtbank in de aangevallen uitspraak gebezigde gronden, het oordeel van de rechtbank zowel ten aanzien van de medische als de arbeidsdeskundige (met name wat het vastgestelde maatmaninkomen betreft) kant. In hetgeen namens appellant in hoger beroep is aangevoerd - in essentie een herhaling van hetgeen in eerste aanleg naar voren is gebracht - heeft de Raad geen aanleiding gevonden om tot een andersluidend oordeel te komen. Noch de grieven die namens appellant naar voren zijn gebracht, noch de gedingstukken hebben bij de Raad twijfel doen ontstaan omtrent de zorgvuldigheid, motivering en juistheid van de beslissing om aan appellant per 23 mei 2003 een WAO-uitkering, berekend naar de mate van arbeidsongeschiktheid van 15-25%, toe te kennen.
Uit het vorenstaande volgt dat het hoger beroep niet kan slagen.
De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door G.J.H. Doornewaard. De beslissing is, in tegenwoordigheid van A.C.W. Ris-van Huussen als griffier, uitgesproken in het
openbaar op 22 december 2006.
(get.) G.J.H. Doornewaard.
(get.) A.C.W. Ris-van Huussen.
Gw