
Uitspraken
Zoekresultaat - inzien document
ECLI:NL:CRVB:2006:AZ3894
- Instantie
- Centrale Raad van Beroep
- Datum uitspraak
- 06-12-2006
- Datum publicatie
- 11-12-2006
- Zaaknummer
-
04-5209 ZW
- Rechtsgebieden
-
Bestuursrecht
Socialezekerheidsrecht
- Bijzondere kenmerken
-
Hoger beroep
- Inhoudsindicatie
-
Afdracht premie ZW leidt niet tot aanspraak op ziekengeld. Verzekeringsplicht onstaat van rechtswege.
- Vindplaatsen
-
Rechtspraak.nl
- Verrijkte uitspraak
Uitspraak
04/5209 ZW (rectificatie)
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellant] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 5 augustus 2004, 02/2231 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 6 december 2006
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. A.L. Kuit, advocaat te Rotterdam, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 oktober 2006.
Appellant is niet verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. drs. A.J. Verdonk.
II. OVERWEGINGEN
Appellant is met ingang van 1 oktober 2002 als uitzendkracht gaan werken in dienst van uitzendbureau Azor te Gouda.
Op 27 december 2002 is appellant wegens ziekte ongeschikt geworden voor zijn werk als productiemedewerker.
Bij besluit van 19 maart 2003 heeft het Uwv op deze aanvraag om ziekengeld afwijzend beslist, omdat appellant niet rechtmatig in Nederland verblijft en niet als werknemer kan worden beschouwd.
Bij besluit van 8 juli 2003 (het bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar tegen voormeld besluit ongegrond verklaard.
Op 6 oktober 2003 heeft appellant een aanvraag voor een verblijfsvergunning ingevolge artikel 14 van de Vreemdelingenwet 2000 ingediend.
De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard en daarbij onder verwijzing naar de terzake relevant wetsartikelen – kort samengevat – overwogen dat appellant gelet op voormelde aanvraag voor een verblijfsvergunning eerst met ingang van 6 oktober 2003 behoort tot de categorie vreemdelingen als bedoeld in artikel 8, aanhef en onder f, van de Vreemdelingenwet 2000.
De Raad verenigt zich met het oordeel van de rechtbank en onderschrijft de daaraan ten grondslag gelegde overwegingen. Hetgeen appellant in hoger beroep heeft aangevoerd vormt geen reden voor een ander oordeel.
De Raad is van oordeel dat het feit dat voor appellant premies Ziektewet (ZW) zijn afgedragen, niet meebrengt dat hij aanspraak heeft op een uitkering ingevolge die wet en evenmin bij hem het gerechtvaardigd vertrouwen kon doen ontstaan dat hij die aanspraak had. Verzekeringsplicht ingevolge de ZW ontstaat van rechtswege, onafhankelijk van de vraag of ter zake premies zijn betaald. Het beroep op het vertrouwensbeginsel faalt reeds omdat algemene beginselen van behoorlijk bestuur niet van invloed zijn op het bestaan van verzekeringsplicht.
Uit het vorenstaande volgt dat der aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door Ch. van Voorst. De beslissing is, in tegenwoordigheid van A. van Netten als griffier, uitgesproken in het openbaar op 6 december 2006.
(get.) Ch. van Voorst.
(get.) A. van Netten.
MH