
Uitspraken
Zoekresultaat - inzien document
ECLI:NL:CRVB:2005:AT6893
- Instantie
- Centrale Raad van Beroep
- Datum uitspraak
- 28-04-2005
- Datum publicatie
- 07-06-2005
- Zaaknummer
-
05-1393 NABW-VV
- Rechtsgebieden
-
Bestuursrecht
Socialezekerheidsrecht
- Bijzondere kenmerken
-
Voorlopige voorziening
- Inhoudsindicatie
-
Verzoek om voorlopige voorziening wordt niet-ontvankelijk verklaard omdat het verschuldigde griffierecht niet is voldaan.
- Vindplaatsen
-
Rechtspraak.nl
- Verrijkte uitspraak
Uitspraak
05/1393 NABW-VV
U I T S P R A A K
van
DE VOORZIENINGENRECHTER VAN DE CENTRALE RAAD VAN BEROEP
inzake het verzoek om toepassing van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht in samenhang met artikel 21 van de Beroepswet in het geding tussen:
[verzoeker], wonende te [woonplaats], verzoeker,
en
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Overbetuwe, gedaagde.
I. INLEIDING
Op 28 februari 2005 ontvangt de Raad een hoger beroepschrift van verzoeker gericht tegen de door de rechtbank Arnhem op 10 januari 2005 tussen partijen gewezen uitspraak met reg.nr. 04/1173.
Bij datzelfde geschrift is verzocht om toepassing van het bepaalde in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
II. MOTIVERING
Ingevolgde het bepaalde in artikel 18 en 21 van de Beroepswet in verbinding met artikel 8:81 van de Awb kan, indien tegen een uitspraak van de rechtbank hoger beroep is ingesteld, de voorzieningenrechter van de Raad op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
In het eerste lid van artikel 23 van de Beroepswet is bepaald dat door de griffier een griffierecht wordt geheven. Artikel 22, vierde lid, van de Beroepswet is van overeenkomstige toepassing met dien verstande dat de termijn binnen welke de bijschrijving of storting van het verschuldigde bedrag dient plaats te vinden twee weken bedraagt.
Bij schrijven van 9 maart 2005 is verzoeker erop gewezen dat hij terzake van het ingediende verzoek een griffierecht van € 102,00, is verschuldigd, welk bedrag binnen twee weken na dagtekening van die brief diende te zijn voldaan, bij voorkeur door middel van de aangehechte acceptgirokaart.
Bij aangetekende brief van 23 maart 2005 is verzoeker nogmaals gewezen op de verschuldigdheid van het griffierecht en is hem meegedeeld dat het verschuldigde bedrag binnen één week na dagtekening diende te zijn bijgeschreven op de rekening van de Centrale Raad van Beroep dan wel per kas diende te zijn gestort. Daarbij is erop gewezen dat overschrijding van die termijn leidt tot niet-ontvankelijkverklaring van het verzoek om voorlopige voorziening.
Ook binnen voornoemde termijn is het griffierecht niet voldaan.
Bovenstaande leidt ertoe dat het verzoek om een voorlopige voorziening te treffen niet-ontvankelijk moet worden verklaard onder toepassing van artikel 8:83, derde lid, van de Awb.
Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat tenslotte geen aanleiding.
III. BESLISSING
De voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep,
Verklaart het verzoek om toepassing van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht niet-ontvankelijk.
Aldus gegeven door mr. Th. C. van Sloten in tegenwoordigheid van E. Blijleven-
de Vries als griffier en uitgesproken in het openbaar op 28 april 2005.
(get.) Th. C. van Sloten.
(get.) E. Blijleven- de Vries.
JvS-2804