
Uitspraken
Zoekresultaat - inzien document
ECLI:NL:CRVB:2004:AO8721
- Instantie
- Centrale Raad van Beroep
- Datum uitspraak
- 27-04-2004
- Datum publicatie
- 03-05-2004
- Zaaknummer
-
03/4387 NABW
- Rechtsgebieden
-
Socialezekerheidsrecht
- Bijzondere kenmerken
-
Hoger beroep
- Inhoudsindicatie
-
Termijnoverschrijding griffierecht.
- Vindplaatsen
-
Rechtspraak.nl
- Verrijkte uitspraak
Uitspraak
E N K E L V OU D IG E K A M E R
03/4387 NABW
U I T S P R A A K
met toepassing van artikel 21 van de Beroepswet in samenhang met artikel 8:55 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen:
[opposant], wonende te [woonplaats], opposant,
en
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Nijmegen, geopposeerde.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Bij uitspraak van de Raad van 25 november 2003 is het door opposant ingestelde hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 11 juli 2003, reg.nr. 02/1850 NABW, niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft opposant een verzetschrift ingediend.
Partijen zijn in de gelegenheid gesteld te worden gehoord ter zitting van 7 april 2004, waar opposant in persoon is verschenen. Geopposeerde heeft zich niet laten vertegenwoordigen.
II. MOTIVERING
De uitspraak van de Raad van 25 november 2003 steunt kort samengevat hierop, dat het bij het instellen van het hoger beroep ingevolge artikel 22 van de Beroepswet verschuldigde griffierecht van € 87,-- niet binnen de door de laatstelijk aangetekend verzonden brief van 29 september 2003 gestelde termijn van vier weken is betaald en dat op grond van de beschikbare gegevens redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat opposant niet in verzuim is geweest.
In geding is de vraag of het hoger beroep van opposant terecht niet-ontvankelijk is verklaard.
De Raad ziet geen aanleiding om tot een ander oordeel te komen dan in zijn genoemde uitspraak gegeven.
Hetgeen in het verzetschrift en ter zitting is aangevoerd bevat geen grond waarop redelijkerwijs kan worden geoordeeld dat opposant niet in verzuim is geweest.
Daarbij merkt de Raad op dat vertraging in de betaling van het griffierecht per giro wegens ontoereikend saldo voor risico van de belanghebbende komt.
Gelet op het vorenstaande bestaat er aanleiding het verzet met toepassing van artikel 8:55, vijfde lid, aanhef en onder b, van de Awb ongegrond te verklaren.
De Raad acht ten slotte geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Verklaart het verzet ongegrond.
Aldus gegeven door mr. G.A.J. van den Hurk, in tegenwoordigheid van mr. M.C.M. Hamer als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 27 april 2004.
(get.) G.A.J. van den Hurk.
(get.) M.C.M. Hamer.