200602553/1.
Datum uitspraak: 25 april 2007
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellanten], allen wonend te Rotterdam,
en
het college van dijkgraaf en hoogheemraden van het Hoogheemraadschap van Delfland,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 15 februari 2006 heeft verweerder aan de gemeente Rotterdam een vergunning als bedoeld in artikel 1 van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren verleend voor het met behulp van een werk lozen van afvalwater dat afkomstig is van de polder Schieveen, omgeving Doenkade/Oude Bovendijk, op het oppervlaktewater van de binnenboezem van de polder Schieveen te Rotterdam.
Tegen dit besluit hebben appellanten bij brief van 4 april 2006, bij de Raad van State per faxbericht ingekomen op dezelfde datum, beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 28 april 2006.
Bij brief van 28 juni 2006 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
De Stichting Advisering Bestuursrechtspraak voor Milieu en Ruimtelijke Ordening heeft een deskundigenbericht uitgebracht, gedateerd 4 oktober 2006. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld daarop te reageren.
Na afloop van het vooronderzoek zijn nadere stukken ontvangen van appellanten. Deze zijn aan de andere partijen toegezonden.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 23 januari 2007, waar appellanten, vertegenwoordigd door mr. K. Ulmer, advocaat te Dordrecht, en verweerder, vertegenwoordigd door mr. P. Groeneveld, ing. H. Slabbekoorn, W. van der Gaag en ing. W. Ruijsbroek, ambtenaren van het Hoogheemraadschap, zijn verschenen. Voorts is vergunninghoudster, vertegenwoordigd door mr. K.I. Siem, P.G. Spakman en A.A. Bowker, ambtenaren van de gemeente, daar gehoord.
2. Overwegingen
2.1. Verweerder stelt dat het beroep van appellanten niet-ontvankelijk is, omdat zij geen zienswijze over het ontwerpbesluit naar voren hebben gebracht.
2.1.1. Appellanten, woonachtig in het buitengebied, aan de Oude Bovendijk en de Hofweg, wijzen op het belang dat zij hadden bij kennisneming van het ontwerpbesluit, onder meer omdat de lozing die bij het bestreden besluit wordt vergund, ertoe leidt dat verontreinigd water in een sloot terechtkomt die tot de veehouderij van [appellant 1] behoort en waaruit diens vee drinkt.
Appellanten erkennen dat zij geen zienswijze naar voren hebben gebracht, maar stellen dat dit verschoonbaar is omdat zij van de terinzagelegging van het ontwerpbesluit niet op de hoogte waren en ook niet konden zijn nu van het ontwerpbesluit alleen is kennisgegeven in het huis-aan-huis-blad "De Havenloods", dat niet bij hen wordt bezorgd. Zij betogen dat verweerder de kennisgeving mede in "De Overschiese krant" had dienen te plaatsen, omdat dit blad wel wordt bezorgd in het buitengebied waar appellanten woonachtig zijn en verweerder dit blad voor algemene kennisgevingen als de onderhavige pleegt te gebruiken. Voorts stellen zij dat de terinzagelegging van het ontwerpbesluit niet ten kantore van de deelgemeente Overschie is bekend gemaakt en dat namens verweerder is toegezegd dat zij persoonlijk van het ontwerpbesluit op de hoogte zouden worden gesteld.
2.1.2. Verweerder stelt dat hij "De Havenloods" in het algemeen gebruikt om van ontwerpbesluiten kennis te geven en dat "De Havenloods" in de deelgemeente Overschie in een oplage van 7.830 exemplaren wordt verspreid. Verweerder erkent dat dit blad niet wordt bezorgd in het buitengebied waar appellanten wonen, maar stelt dat in de deelgemeente Overschie vier afhaalpunten zijn ingericht waar "De Havenloods" voor een ieder verkrijgbaar is.
2.1.3. Ingevolge artikel 3:11, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), voor zover hier van belang, legt het bestuursorgaan het ontwerp van het te nemen besluit ter inzage.
Ingevolge artikel 3:12, eerste lid, van de Awb, voor zover hier van belang, geeft het bestuursorgaan voorafgaand aan de terinzagelegging in een of meer dag-, nieuws-, of huis-aan-huisbladen of op een andere geschikte wijze kennis van het ontwerp.
Ingevolge artikel 3:15 van de Awb kunnen belanghebbenden bij het bestuursorgaan naar keuze schriftelijk of mondeling hun zienswijze over het ontwerp naar voren brengen.
Ingevolge artikel 6:13 van de Awb, voor zover hier van belang, kan geen beroep worden ingesteld door een belanghebbende aan wie redelijkerwijs kan worden verweten dat hij geen zienswijzen als bedoeld in artikel 3:15 naar voren heeft gebracht.
2.1.4. De Afdeling stelt voorop dat het bevoegd gezag op grond van artikel 3:12, eerste lid, van de Awb een zekere vrijheid heeft in de keuze van het blad of de bladen waarin een kennisgeving wordt geplaatst, mits aldus een geschikte wijze van kennisgeving van het ontwerpbesluit plaatsvindt.
Appellanten hebben niet weersproken dat verweerder "De Havenloods" in het algemeen gebruikt om van ontwerpbesluiten kennis te geven. Nu zij hun stelling dat verweerder voor dergelijke kennisgevingen mede "De Overschiese krant" pleegt te gebruiken, niet aannemelijk hebben gemaakt, ziet de Afdeling hierin geen grond voor het oordeel dat verweerder de onderhavige kennisgeving in "De Overschiese krant" had moeten plaatsen.
De Afdeling is niet gebleken dat de bezorging van het huis-aan-huisblad "De Havenloods" in het algemeen zodanige gebreken vertoont dat verweerder dit blad niet als middel ter kennisgeving van het ontwerpbesluit had mogen gebruiken. "De Havenloods" wordt weliswaar niet bezorgd in het buitengebied waar appellanten woonachtig zijn, maar dit blad is, zoals door verweerder is gesteld en door appellanten niet is betwist, wel voor een ieder op vier afhaalpunten in de deelgemeente Overschie verkrijgbaar.
Gelet hierop heeft verweerder, door de kennisgeving in "De Havenloods" te plaatsen, niet op onjuiste wijze gebruik gemaakt van de hem op grond van artikel 3:12, eerste lid, van de Awb toekomende vrijheid, zodat in de wijze van kennisgeving geen grond is gelegen om het naar voren brengen van een zienswijze verschoonbaar te achten.
2.1.5. Ook anderszins bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat het niet naar voren brengen van een zienswijze verschoonbaar moet worden geacht. Verweerder was op grond van de wet of het ongeschreven recht niet gehouden appellanten persoonlijk van het ontwerpbesluit op de hoogte te stellen. Appellanten hebben hun stelling dat namens verweerder was toegezegd dat zij persoonlijk van het ontwerpbesluit op de hoogte zouden worden gesteld, niet aannemelijk gemaakt. Voorts was verweerder, anders dan appellanten kennelijk menen, op grond van de wet of het ongeschreven recht niet gehouden de terinzagelegging van het ontwerpbesluit ten kantore van de deelgemeente Overschie bekend te maken.
2.1.6. Appellanten hebben, onder verwijzing naar de uitspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (hierna: EHRM) van 16 december 2002 in de zaak De Geouffre de la Pradelle tegen Frankrijk, no. 12964/87, Serie A, no. 253-B, betoogd dat verweerder hen op grond van artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden (hierna: het EVRM) ter waarborging van het recht op toegang tot de rechter persoonlijk van het ontwerpbesluit op de hoogte had moeten stellen.
2.1.7. Zoals de Afdeling heeft geoordeeld in de uitspraak van 18 april 2007 in zaak no. 200606227/1, is het uit artikel 6:13 voortvloeiende vereiste dat over het ontwerpbesluit een zienswijze naar voren is gebracht, niet in strijd met artikel 6, eerste lid, van het EVRM.
Uit de wet of het ongeschreven recht vloeit niet voort dat appellanten in een geval als het onderhavige persoonlijk van het ontwerpbesluit op de hoogte dienen te worden gesteld. Op grond van afdeling 3.4 van de Awb bestaat wel een verplichting voor het bestuursorgaan om in een of meer dag-, nieuws-, of huis-aan-huisbladen of op een andere geschikte wijze kennis te geven van het ontwerpbesluit. Voor zover verweerder op grond van artikel 3:12, eerste lid, van de Awb vrijheid toekomt, waarborgt het gebruik dat hij hiervan heeft gemaakt door de kennisgeving in "De Havenloods" te plaatsen, naar het oordeel van de Afdeling voldoende dat er door de wijze van kennisgeving in beginsel geen beletsel bestond een zienswijze over het ontwerpbesluit naar voren te brengen. Voorts is, zoals de Afdeling hiervoor heeft geconcludeerd, het niet naar voren brengen van een zienswijze onder de omstandigheden van dit geval niet verschoonbaar. Ook in zoverre betekent de omstandigheid dat in een geval als het onderhavige niet persoonlijk kennis wordt gegeven van het ontwerpbesluit, anders dan appellanten menen, niet dat toepassing van het vereiste dat een zienswijze naar voren wordt gebracht een dusdanige beperking van het recht op toegang tot de rechter oplevert dat dit recht niet effectief kan worden uitgeoefend.
De door appellanten aangehaalde uitspraak van het EHRM leidt niet tot een ander oordeel. Nu de wettelijke bekendmakingsregeling die in de door het EHRM besliste zaak aan de orde was, naar het oordeel van het EHRM zeer ingewikkeld was en klager er persoonlijk van op de hoogte was gesteld dat een voor hem van belang zijnde besluitvormingsprocedure was gestart, mocht hij er naar het oordeel van het EHRM op rekenen dat hij ook van het uiteindelijke besluit persoonlijk op de hoogte zou worden gesteld. Dergelijke omstandigheden doen zich in het onderhavige geval niet voor. De regeling in afdeling 3.4 van de Awb omtrent de kennisgeving van ontwerpbesluiten is niet ingewikkeld en appellanten hebben hun stelling dat namens verweerder bij hen de verwachting is gewekt dat zij persoonlijk van het ontwerpbesluit op de hoogte zouden worden gesteld, niet aannemelijk gemaakt.
2.2. Gelet op het vorenoverwogene dient het beroep niet-ontvankelijk te worden verklaard.
2.3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. J.H. van Kreveld, Voorzitter, en mr. J.R. Schaafsma en drs. H. Borstlap, Leden, in tegenwoordigheid van mr. T.C. Leemans, ambtenaar van Staat.
w.g. Van Kreveld w.g. Leemans
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 25 april 2007
442.