4.1.
Belanghebbende stelt dat het recht op aftrek van omzetbelasting op de bouwkosten van de praktijkruimte (voorbelasting) op basis van het werkelijke gebruik (artikel 11, lid 2, van de Uitvoeringsbeschikking omzetbelasting 1968 (UB OB)) bepaald moet worden. Belanghebbende stelt dat de grote zaal, de kleine zaal en de fysio-ruimten zelfstandig gebruikt kunnen worden en elk als één geheel in aanmerking genomen kunnen worden. De grote zaal (74 m2) wordt uitsluitend voor belaste prestaties gebruikt zodat de voorbelasting op de bouwkosten die daaraan zijn toe te rekenen volledig in aftrek komt. De fysio-ruimten (74 m2) worden uitsluitend voor vrijgestelde prestaties gebruikt. De daaraan toe te rekenen voorbelasting komt niet voor aftrek in aanmerking. De gemeenschappelijke ruimten (in totaal 172 m2), waaronder de kleine zaal (46 m2), worden gebruikt voor zowel belaste als vrijgestelde prestaties. Voor deze gemeenschappelijke ruimten dient het recht op aftrek vastgesteld te worden aan de hand van de openingstijden van [fysiotherapiepraktijk] (vrijgesteld gebruik), in totaal 52 uur per week geopend, en de openingstijden van [bedrijf 1] (belast gebruik), in totaal 53,5 uur per week geopend. Op basis hiervan dient, volgens belanghebbende, het totaal aan belaste prestaties toe te rekenen voorbelasting als volgt te worden vastgesteld: (74/320) + (53,5/105,5 * 172/320) * voorbelasting. Uit deze toerekening volgt, zo begrijpt de rechtbank, 50,37% belast gebruik en 49,63% vrijgesteld gebruik. Afgerond op hele procenten betekent dit een aftrek van 51%. Op basis van dit percentage dient naar de mening van belanghebbende, zo begrijpt de rechtbank, een btw-teruggaaf plaats te vinden van € 35.720 (afgerond naar boven).
4.2.
De inspecteur betwist dat de grote zaal, de kleine zaal en de fysio-ruimten zelfstandig gebruikt kunnen worden, omdat deze ruimten geen aparte in- en uitgang hebben en verder ook niet fysiek gescheiden zijn van de rest van het pand. Dit brengt mee dat belanghebbende ten onrechte twee methoden hanteert voor de splitsing van de voorbelasting op de bouwkosten, te weten een splitsing op basis van oppervlakte voor de oefenzaal en de fysio-ruimten en een splitsing op basis van bezoekuren voor de gemeenschappelijke ruimten. Dit is gelet op het arrest van de Hoge Raad van 10 januari 2014, ECLI:NL:HR:2014:9 (het arrest van 10 januari 2014), niet mogelijk, aldus de inspecteur. De inspecteur betwist in dit verband dat de grote zaal uitsluitend wordt gebruikt voor belaste handelingen. De inspecteur leidt uit het hoorgesprek met belanghebbende af dat niet is uitgesloten dat de cliënten van [fysiotherapiepraktijk] gebruik maken van de toestellen in de grote zaal. Subsidiair stelt de inspecteur dat belanghebbende de voorbelasting niet mag splitsen conform artikel 11, lid 2, UB OB, omdat hij niet aantoont dat de door hem gebruikte methode(n) leid(t)(en) tot een nauwkeuriger berekening van de in aftrek te brengen voorbelasting dan de aftrek op basis van de omzetverhoudingen (artikel 11, lid 1, letter c, UB OB (pro rata-methode)).
4.3.1.
Ingevolge artikel 15, lid 6, van de Wet OB en artikel 11, lid 1, letter c, UB OB vindt de aftrek van voorbelasting ter zake van goederen en diensten die worden gebruikt voor zowel belaste als vrijgestelde handelingen (gemengde kosten), plaats op basis van de omzetverhoudingen (pro rata-methode).
4.3.2.
Ingevolge het bepaalde in artikel 11, lid 2, UB OB wordt, indien blijkt dat het werkelijke gebruik van de in het eerste lid, letter c, bedoelde goederen en diensten, als geheel genomen, niet overeenkomt met de aldaar bedoelde verhouding, het voor aftrek in aanmerking komende gedeelte van de voorbelasting van die goederen en diensten berekend op basis van het werkelijke gebruik (werkelijk gebruik-methode).
4.3.3.
Op grond van artikel 13, lid 1, letter a, UB OB worden onroerende zaken afzonderlijk in aanmerking genomen voor het bepalen van de aftrek van voorbelasting.
4.4.1.
De bewijslast ter zake van het werkelijke gebruik rust op degene, die van de pro rata-methode wil afwijken. Daarbij heeft te gelden dat de vaststelling van het werkelijke gebruik dient te berusten op objectief en nauwkeurig vast te stellen gegevens (HR 3 februari 2006, ECLI:NL:HR:2006:AV0823, BNB 2006/314).
4.4.2.
De omstandigheid dat belaste prestaties goed kunnen worden onderscheiden van vrijgestelde prestaties brengt niet zonder meer mee dat het werkelijke gebruik van een onroerende zaak die ‘gemengd’ gebruikt wordt voor beide soorten prestaties, voor elk van beide soorten prestaties afzonderlijk objectief en nauwkeurig kan worden bepaald. In een situatie waarin een ondernemer zowel belaste als vrijgestelde prestaties verricht en de werkzaamheden in verband met deze prestaties worden verricht in delen van het pand die niet exclusief voor een van de beide soorten werkzaamheden worden gebruikt, is dit niet mogelijk. Onder die omstandigheden kan het werkelijke gebruik met het oog op het verrichten van verschillende soorten prestaties niet anders dan bij benadering worden bepaald, hetgeen niet voldoende is om de hoogte van de toegestane aftrek in afwijking van de pro rata-methode vast te stellen (HR 3 februari 2006, ECLI:NL:HR:2006:AV0823, BNB 2006/314).
4.4.3.
De inspecteur betwist dat de grote zaal uitsluitend voor belaste prestaties wordt gebruikt. De inspecteur verwijst naar het verslag van het hoorgesprek, dat in de praktijkruimte is gehouden. Belanghebbende heeft verklaard dat gebruik van de grote zaal door zijn eigen cliënten, gelet op de aanwezigheid van de fitnesstoestellen, niet is uitgesloten. Bovendien twisten partijen over de vraag of de grote zaal wel of niet is af te sluiten van de overige ruimten van de praktijkruimte, wat een rol kan spelen bij de mogelijkheid om de grote zaal exclusief ter beschikking te stellen aan (de bezoekers van) [bedrijf 1]. Indien de plattegrond de werkelijke situatie weergeeft, is de grote zaal niet met een deur afgescheiden van de gemeenschappelijke gang. De inspecteur stelt dat dit tijdens zijn bezoek de situatie was. Belanghebbende heeft gelet op het voorgaande niet aannemelijk gemaakt dat de grote zaal inderdaad exclusief voor belaste prestaties wordt gebruikt. De overige ruimten, behalve de fysioruimten, worden, zo is niet in geschil, gemengd gebruikt. Dit betekent dat, gelet op het onder 4.4.2 genoemde arrest, het niet mogelijk is het werkelijke gebruik voor belaste en vrijgestelde prestaties objectief en nauwkeurig te bepalen. De rechtbank kan onbesproken laten of delen van de praktijkruimte zelfstandig zijn en of de door belanghebbende bepleite combinatie van methoden tot een nauwkeuriger resultaat leidt ten opzichte van de toerekening aan de hand van de omzetverhouding.
4.4.4.
Het recht op aftrek voor de praktijkruimte kan niet aan de hand van het werkelijke gebruik worden bepaald. De inspecteur heeft de aftrekbare voorbelasting in ieder geval niet te laag vastgesteld.
Gelet op het vorenstaande dient het beroep ongegrond te worden verklaard.