Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:RBZWB:2021:383

Rechtbank Zeeland-West-Brabant
26-01-2021
28-06-2021
AWB- 20_10005
Bestuursrecht
Eerste aanleg - enkelvoudig

AVG

Rechtspraak.nl

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht

zaaknummer: BRE 20/10005 AVG

uitspraak van 26 januari 2021 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser] , te [plaatsnaam] , eiser,

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Steenbergen, verweerder.

Procesverloop

Eiser heeft bij brief van 3 december 2020 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door het college op zijn verzoek om inzage te verkrijgen van hem betreffende persoonsgegevens op grond van de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG).

De rechtbank heeft besloten het beroep versneld te behandelen, onder toepassing van afdeling 8.2.3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De rechtbank heeft vervolgens toepassing gegeven aan artikel 8:54, eerste lid, van de Awb, zodat een behandeling ter zitting achterwege is gebleven.

Overwegingen

1. Op grond van de stukken gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden.

Eiser heeft het college bij brief van 18 augustus 2020 verzocht om hem uitsluitsel te geven of er hem betreffende persoonsgegevens bij de gemeente Steenbergen worden verwerkt en om, wanneer dat het geval is, inzage te krijgen in die persoonsgegevens en in de overige informatie.

Het college heeft eiser bij brief van 21 augustus 2020 meegedeeld dat meer gegevens nodig zijn om zijn verzoek op correcte wijze uit te kunnen voeren. Het college heeft eiser verzocht om diverse persoonsgegevens aan te leveren.

Eiser heeft het college bij brief van 26 september 2020 verzocht een besluit te nemen op zijn brief van 18 augustus 2020. Hij stelt dat niet tijdig is beslist en verzoekt het college voortvarend te werk te gaan.

Bij brief van 3 december 2020 heeft eiser beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een beslissing op zijn verzoek door het college.

Het college heeft bij brief van 23 december 2020 de op de procedure betrekking hebbende stukken en een verweerschrift ingediend. Hierop heeft eiser bij brief van 17 januari 2021 gereageerd.

2. Tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan beroep worden ingesteld (artikel 6:2, aanhef en onder b, in samenhang met artikel 7:1, eerste lid, aanhef en onder f, van de Awb). Het beroepschrift kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen (artikel 6:12, tweede lid, van de Awb).

3. Het college heeft het verzoek van eiser terecht aangemerkt als een verzoek om inzage op grond van de AVG. In artikel 12, derde lid, van de AVG is bepaald dat het bestuursorgaan binnen een maand na ontvangst van het verzoek informatie verstrekt over het gevolg dat aan een verzoek is gegeven. Het college ontving de aanvraag van 18 augustus 2020 op 20 augustus 2020. Vaststaat dat het college eiser bij brief van 21 augustus 2020, heeft geïnformeerd over zijn verzoek. Het college heeft eiser meegedeeld dat zijn verzoek alleen in behandeling kan worden genomen indien eiser de gevraagde persoonsgegevens verstrekt, zodat de identiteit van eiser vastgesteld kan worden (artikel 12, zesde lid, van de AVG).

4. Gelet op hetgeen hierna wordt overwogen, kan de stelling van eiser dat met de brief van 21 augustus 2020 de beslistermijn op grond van artikel 4:15 van de Awb niet is opgeschort omdat daarin door het college geen termijn is bepaald, hem niet baten.

5. Vast staat dat eiser niet heeft voldaan aan het verzoek om identificatie, maar het college op 26 september 2020 in gebreke heeft willen stellen. De rechtbank zal beoordelen of is voldaan aan de vereisten van artikel 6:12, tweede lid, van de Awb.

De rechtbank is van oordeel dat eisers brief van 26 september 2020 qua inhoud niet kan worden aangemerkt als een rechtsgeldige ingebrekestelling.

Uit de Awb en de jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (AbRS) volgt dat een ingebrekestelling schriftelijk moet zijn en in beginsel vormvrij is. Daarbij is wel vereist dat de inhoud van de ingebrekestelling herleidbaar moet zijn naar de oorspronkelijke aanvraag en het te nemen besluit, en het bestuursorgaan gemaand wordt binnen een bepaalde termijn alsnog een besluit te nemen (zie onder andere de uitspraak van de AbRS van 5 december 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BY5083).

De ingebrekestelling is weliswaar vormvrij, maar heeft wel ten doel het college duidelijk en onomwonden ervan op de hoogte te stellen dat een beslissing wordt verlangd en dat bij het uitblijven daarvan nadere stappen ondernomen zullen worden. Uit de tekst van de brief van 26 september 2020 kan dit niet worden afgeleid. Het verzoek “hierin voortvarend te werk te gaan” is te onbepaald en betreft slechts een herinnering aan een lopend verzoek en de wens spoedig een besluit op dat verzoek te ontvangen. Bovendien is de inhoud van de ingebrekestelling niet herleidbaar naar de aanvraag en het te nemen besluit. Een enkele verwijzing naar “mijn brief d.d. 18 augustus 2020” geeft het college onvoldoende duidelijkheid welke aanvraag is gedaan en welke beslissing wordt verlangd.

Omdat de brief van 26 september 2020 niet kan worden aangemerkt als een ingebrekestelling, is niet voldaan aan de voorwaarde van artikel 6:12, tweede lid, onder b, van de Awb. Het beroepschrift kon daarom nog niet worden ingediend.

7. Het beroep van eiser zal dan ook niet-ontvankelijk worden verklaard.

8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.M.L. van de Sande, rechter, in aanwezigheid van D. Alblas, griffier, op 26 januari 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.

De griffier is niet in de gelegenheid de uitspraak te ondertekenen.

griffier rechter

Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan verzet worden ingesteld bij deze rechtbank. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.