De rechtbank verwerpt de hiervoor bij ii) vermelde rechtsopvatting van de inspecteur. De Hoge Raad heeft op 12 oktober 2007, nr. 42 969 (ECLI:NL:HR:2007:BA2622) immers het volgende overwogen (voor zover van belang):
‘3.3. Artikel 2, lid 3, van de Wet bepaalt, voor zover thans van belang, dat in een aldaar nader omschreven geval het eerste lid niet van toepassing is op een commissaris van een in Nederland gevestigd lichaam. Daarin ligt besloten dat - in de systematiek van de Wet - zodanige commissaris als regel wel werknemer is in de zin van artikel 2, lid 1, van de Wet. Wetssystematisch kan de verklaring daarvoor geen andere zijn dan dat als dienstbetrekking in de zin van artikel 2, lid 1, van de Wet mede moeten worden beschouwd de arbeidsverhoudingen van degenen die in artikel 3, lid 1, van de Wet worden opgesomd, onder wie de commissaris van een lichaam in de zin van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (artikel 3, lid 1, letter g, van de Wet).’
Anders dan de inspecteur ter zitting heeft aangevoerd is deze overweging niet beperkt tot de situatie aan de orde in dat arrest. Belanghebbende is dus als toezichthouder wel mede als werknemer aan te merken in de zin van artikel 2, lid 1, van de Wet LB. Alsdan is niet in geschil dat de vrijwilligersregeling van toepassing is, en dat de navorderingsaanslagen en de daarmee samenhangende rentebeschikkingen moeten worden vernietigd.