Materiële schade
De rechtbank overweegt als volgt met betrekking tot de gevorderde materiële schade. Bewezenverklaard is dat de benadeelde partij voor verdachte en de medeverdachten prostitutiewerkzaamheden moest verrichten en dat zij het geld dat daarmee werd verdiend moest afgeven. De rechtbank is gelet hierop van oordeel dat zij financiële schade heeft geleden en dat dit een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit. Zij acht de verdachten aansprakelijk voor die schade.
De hoogte van deze schade is door de verdediging betwist. De rechtbank zal de schade begroten aan de hand van het dossier, waarbij zij rekening houdt met het aantal klanten, het aantal dagen dat de benadeelde partij gewerkt heeft, de gemiddelde opbrengst per afspraak en met het éénmalige bedrag van € 450,- dat zij ontving in verband met anale seks, maar dat zij heeft moeten afstaan. De rechtbank gaat er overigens vanuit dat de afspraak waarbij het bedrag van € 450,00 werd voldaan plaatsvond tegen het eind van de drie weken dat de benadeelde partij in de prostitutie moest werken. De benadeelde partij heeft namelijk verklaard dat zij geen anale seks wilde en dat er in het begin nog rekening werd gehouden met haar wensen, maar later minder.
-Aantal klanten
Over het aantal klanten per dag is door de benadeelde partij wisselend verklaard. Zij heeft verklaard dat zij gemiddeld twee à drie klanten per dag had (intakegesprek), maar ook dat dit vier à vijf klanten waren (aangifte en aanvullende verklaring). [medeverdachte 2] heeft verklaard dat er gemiddeld één tot twee klanten per dag kwamen. De rechtbank acht een gemiddeld aantal klanten van twee per dag aannemelijk op grond van deze verklaringen. Dit sluit eveneens aan bij de bevindingen van 1 december 2014, waaruit blijkt dat zij in de avond van die dag twee seksafspraken heeft gehad, alsmede bij de verklaringen van de benadeelde partij en [medeverdachte 2] dat er naast afspraken via WhatsApp ook afspraken werden gemaakt buitenom Whatsapp. Dit laatste duidt erop dat er buiten de veertien getraceerde klanten meer afspraken met klanten zijn geweest.
De benadeelde partij heeft verklaard dat zij elke dag moest werken. Aangezien de benadeelde partij op 9 november 2014 laat in de avond in het chalet in Heinkenszand is gearriveerd heeft zij op die dag geen klanten meer ontvangen. Vóór 11 november 2014, 13:00 uur (datum en tijdstip van de politiecontrole) was zij reeds werkzaam als prostituee en had zij vóór deze controle al klanten ontvangen in de woning van [medeverdachte 2] . Uit het dossier blijkt onvoldoende of zij ook in het chalet in Heinkenszand al klanten had ontvangen. Op grond van de verklaringen van de benadeelde partij en [medeverdachte 2] gaat de rechtbank er daarom vanuit dat 11 november 2014 de eerste werkdag was. Op 1 december 2014 heeft zij voor het laatst contact gehad met klanten. In totaal heeft zij derhalve 21 dagen gewerkt.
De rechtbank zal voor de berekening hiervan uitgaan van hetgeen met betrekking tot de veertien getraceerde klanten hierover uit het onderzoek naar voren is gekomen.
Klant [klant 3]: alleen de klant verklaart over de prijs. Hij heeft verklaard dat hij € 50,- tot € 60,- heeft betaald, of € 150,-. Gelet op deze verklaring gaat de rechtbank uit van een gemiddelde van € 100,-.
Klant [klant 4]: hij heeft verklaard dat € 100,- is betaald, wat overeenkomt met de vooraf gemaakte afspraak hierover.
Klant [klant 5]: de afspraak was pijpen voor € 70,-. De klant heeft verklaard dat de handelingen volgens afspraak zijn verricht en dat hij denkt dat hij € 120,- heeft betaald. Aangezien het op het moment van zijn verhoor al ongeveer een jaar geleden is dat de afspraak plaatsvond, waardoor het geheugen van de klant mogelijk is aangetast gaat de rechtbank uit van de prijs die was afgesproken, te weten € 70,-.
Klant [klant 1]: hij heeft niets verklaard bij de politie. Uit de WhatsApp gesprekken blijkt dat voor beide afspraken een prijs was bepaald van € 150,-, en voor de eerste afspraak kwam daar nog € 30,- bij in verband met reiskosten, zodat het totaal uitkomt op € 330,-.
Klant [klant 6]: deze klant heeft ontkend. Uit de WhatsApp gesprekken blijkt dat een prijsafspraak is gemaakt van € 150,-. De benadeelde partij heeft verklaard dat zij echter maar € 70,- betaald heeft gekregen. De rechtbank gaat voor wat betreft deze afspraak daarom uit van dit laatste bedrag.
Klant [klant 2]: deze klant heeft verklaard dat hij € 100,- heeft betaald, hetgeen overeenkomt met de gemaakte prijsafspraak via WhatsApp.
Klant [klant 7]: deze klant heeft verklaard dat hij de benadeelde partij voor hun afspraak misschien € 200 heeft betaald. De benadeelde partij heeft verklaard dat zij misschien maar € 100,- betaald heeft gekregen. De rechtbank gaat op grond van deze verklaringen uit van een gemiddelde van € 150,- voor deze afspraak.
Klant [klant 8]: deze klant heeft verklaard dat hij voor de afspraak € 120,- of € 150,- heeft betaald. Uit de WhatsApp gesprekken blijkt dat een prijs van € 150,- was gemaakt. De rechtbank gaat daarom uit van € 150,-.
Klant [klant 9]: uit de WhatsApp gesprekken blijkt dat een prijsafspraak is gemaakt van
€ 150,- voor een uur + € 20,- voor het hebben van seks zonder condoom. De klant heeft verklaard dat hij had afgesproken voor een uur en dat zij seks hebben gehad zonder condoom. Hij heeft verklaard dat hij € 120,- of € 130,- heeft betaald. Aangezien de duur van de afspraak en over het niet gebruiken van een condoom overeenkomt met hetgeen vooraf was afgesproken gaat de rechtbank uit van de gemaakte prijsafspraak, te weten € 170,-.
Klant [klant 10]: de in de WhatsApp gesprekken afgesproken prijs en de verklaring van de klant over de betaalde prijs komen overeen, te weten € 150,-.
Klant [klant 11]: [klant 11] heeft verklaard dat hij denkt dat hij € 100,- heeft betaald voor de afspraak die was gemaakt. In de WhatsApp gesprekken wordt een prijs van € 70,- afgesproken. Gelet op het tijdsverloop tussen de afspraak en het verhoor van [klant 11] gaat de rechtbank uit van laatstgenoemd bedrag.
Klant [klant 12]: uit de WhatsApp gesprekken blijkt dat een prijs is afgesproken van € 150,-.
De klant heeft verklaard dat hij € 100,- of € 150 heeft betaald. De rechtbank gaat op grond hiervan uit van € 150,-.
Klant [klant 13]: uit de WhatsApp gesprekken blijkt dat een prijs is afgesproken van
€ 150,-. In zijn verhoor heeft deze klant verklaard dat hij heeft betaald, maar niet welk bedrag. De rechtbank gaat gezien de prijsafspraak uit van € 150,-.
Klant [klant 14]: heeft verklaard wel een afspraak te hebben gemaakt, maar deze afspraak is uiteindelijk niet doorgegaan. Het dossier bevat geen aanwijzingen die op het tegendeel wijzen. Bij deze afspraak is geen betaling gevolgd.
De dertien betalende klanten hebben samen in totaal 14 afspraken gemaakt en deze hebben een totaalbedrag van € 1.760,-, hetgeen neerkomt op een gemiddelde opbrengst per afspraak van € 125,70.
21 dagen x 2 klanten x € 125,70 per afspraak = € 5.279,40.