4.3.1
Betrouwbaarheid van de verklaringen van aangeefster en [medeverdachte 2]
Om tot een vaststelling van feiten te kunnen komen op grond waarvan een zaak beoordeeld dient te worden, moet uitgegaan kunnen worden van de betrouwbaarheid van de stukken in het dossier. De betrouwbaarheid van de verklaringen van aangeefster is betwist.
Aangeefster heeft op 2 december 2014 een intakegesprek gevoerd met de politie. Vervolgens heeft zij op 7 september 2015 aangifte gedaan, en heeft zij op 3 december 2015 een aanvullende verklaring afgelegd. Op 26 oktober 2016 is zij gehoord in een verhoorstudio.
Ook de rechtbank heeft geconstateerd dat aangeefster in de verklaringen op sommige punten
wisselend heeft verklaard. Een intakegesprek heeft een ander karakter dan een aangifte. Tijdens een intakegesprek wordt doorgaans op een meer globale manier gesproken over wat heeft plaatsgevonden. Als besloten wordt tot het doen van aangifte is het moment daar om (gedetailleerder) te verklaren over wat gebeurd is. Reeds het verschil in karakter van deze verklaringen kan tot gevolg hebben dat in de aangifte zaken aan de orde komen die in het intakegesprek niet zijn benoemd. Dat daarvan in dit geval ook sprake was acht de rechtbank aannemelijk. In dat verband verwijst zij naar de omstandigheden waaronder en het moment waarop dit intakegesprek heeft plaatsgevonden. Aangeefster was in de late avond voorafgaand aan het intakegesprek door de politie aangetroffen op straat. Zij bleek sinds enkele weken in de prostitutie te werken. Vervolgens is zij teruggebracht naar de jeugdinstelling waar zij eerder verbleef. Zij was volgens de verbalisanten tijdens het intakegesprek, dat op de locatie van de instelling plaatsvond, enigszins recalcitrant. Zij weet op dat moment nog niet wat zij wil dat de politie gaat doen en wil er nog over denken of zij aangifte gaat doen. Dat aangeefster later dingen verklaart die zij bij de intake niet heeft verklaard of andersom maakt niet dat de rechtbank haar verklaringen onbetrouwbaar acht. De rechtbank houdt er in dat verband eveneens rekening mee dat aangeefster een meisje is met een belaste jeugd en een beperkt IQ, dat daarbij, zo acht de rechtbank aannemelijk, de nodige psychische schade heeft opgelopen als gevolg van de gebeurtenissen tussen
9 november 2014 en 1 december 2014.
Ten aanzien van die latere verklaringen geldt dat sprake was van tijdsverloop tussen het intakegesprek en de aangifte, welk tijdsverloop tot gevolg kan hebben dat aangeefster zich bepaalde zaken niet meer goed of anders herinnerde dan ten tijde van het intakegesprek. Dit element van tijdsverloop, met de daarbij behorende gevolgen voor het geheugen van dien, speelt ook ten aanzien van het studioverhoor, dat heeft plaatsgevonden bijna twee jaar na het intakegesprek en ongeveer een jaar na de aangifte en de aanvullende verklaring.
Gelet op deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat de inconsistenties in de verklaringen van aangeefster niet dienen te leiden tot de conclusie dat deze verklaringen ongeloofwaardig en onbetrouwbaar zijn. Er is wel behoedzaamheid geboden en om die reden is vooral ook van belang of de verklaring van aangeefster steun vindt in ander bewijsmateriaal. Naar het oordeel van de rechtbank is de hoofdlijn in haar verklaringen wel duidelijk, namelijk dat medeverdachte [medeverdachte 1] had gezegd dat zij als prostituee moest gaan werken, dat zij de eerste dagen bij hem is geweest en dat zij toen is overgenomen door verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] . Daarbij komt dat haar verklaringen op cruciale punten worden ondersteund door de verklaringen van 27 mei 2016 en 6 juni 2016 van medeverdachte [medeverdachte 2] . De rechtbank acht die verklaringen van [medeverdachte 2] (grotendeels en op de essentiële onderdelen) betrouwbaar. [medeverdachte 2] heeft in eerste instantie verklaringen afgelegd waaruit volgde dat aangeefster de prostitutiewerkzaamheden vrijwillig verrichtte. [medeverdachte 2] heeft op 27 mei 2016 en 6 juni 2016 gedetailleerd uitgelegd waarom zij in die verklaringen de waarheid wilde vertellen. Zij verklaart dat zij zelf onder druk van verdachte in de prostitutie moest werken, dat zij zwanger van hem werd en het werk niet meer kon doen waardoor de inkomsten wegvielen. Om die reden moest een ander (aangeefster) haar plaats innemen. [medeverdachte 2] heeft meegewerkt aan het in de prostitutie brengen en houden van aangeefster. [medeverdachte 2] spaart zichzelf in genoemde verklaringen niet en dicht zichzelf een grote rol toe. Als verklaring waarom zij nu eerlijk wil zijn, voert zij aan dat zij al die tijd onder druk is gezet door verdachte die opnames had gemaakt van de seksuele ontmoetingen tussen [medeverdachte 2] en klanten en haar daarmee chanteerde. Tijdens de detentie van verdachte heeft zij de beschikking weten te krijgen over die opnames en deze verwijderd zodat daarmee de bron tot chantage wegviel. De verklaringen van [medeverdachte 2] dat zij zelf ook in de prostitutie werkte en dat verdachte daar een grote rol in speelde, vinden steun in de verklaringen van anderen die daarvan op de hoogte waren (onder meer de moeder van [medeverdachte 2] en de broer van verdachte) maar ook door anderen die soortgelijke ervaringen met verdachte hadden (zoals [getuige] ).
De verklaringen van 27 mei 2016 en 6 juni 2016 worden bovendien op meerdere onderdelen ondersteund door andere objectief vast te stellen feiten en omstandigheden, zoals de bevindingen van de politie, telefoongegevens en geluidsopnames van telefoongesprekken.
De rechtbank zal, gelet op het voorgaande, de verklaringen van aangeefster als uitgangspunt nemen, maar zal daarbij in verband met bepaalde inconsistenties wel de nodige behoedzaamheid betrachten.
4.3.2
Vaststelling van de feiten
1
Tot 9 november 2014 verbleef aangeefster, die geboren is op [geboortedag slachtoffer] 19972, met een machtiging gesloten jeugdzorg in een fasehuis van Almata in Tilburg. Haar moeder heeft haar op 9 november 2014 rond 19:30 uur in Roosendaal naar de trein gebracht. Aangeefster moest om 20:00 uur weer terug in Tilburg zijn.
Op 7 en 8 november 2014 heeft zij met [medeverdachte 1] contact gehad via telefoon en via facebook. Hij heeft toen op haar ingepraat om naar hem toe te komen, waarbij hij ook liet blijken dat hij geïnteresseerd was in haar.3 Aangeefster en [medeverdachte 1] kenden elkaar omdat zij medio 2012 gelijktijdig in de jeugdzorginstelling de Vliethoeve te Kortgene hebben verbleven.4
Op 9 november 2014 is aangeefster, in plaats van de trein naar Tilburg, op de trein naar Goes gestapt. Zij is daar uitgestapt en is rond 23:00 uur opgehaald door [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] .5 + 6 Daarna zijn ze samen naar camping Stelleplas in Heinkenszand gereden, waar [medeverdachte 1] een chalet huurde.7 Toen ze in het chalet aankwamen was daar ook verdachte aanwezig. Die nacht hebben verdachte en [medeverdachte 1] met elkaar gesproken over het prostitueren van aangeefster.8 + 9
Op basis van de verklaringen van aangeefster en van [medeverdachte 2] (van 27 mei 2016 en 6 juni 2016) is niet exact vast te stellen wat wanneer is gebeurd toen aangeefster die eerste dagen op de camping Stelleplas verbleef. Wel kan worden vastgesteld dat aangeefster al als prostituee werkte op 11 november 2014 omstreeks 13.00 uur, gezien de hierna te noemen politiecontrole. Dit betekent dat binnen een periode van 36 uur nadat aangeefster van het station Goes was opgehaald, verdachte en de medeverdachten met haar hebben gepraat over het werk dat zij moest gaan doen10, er foto’s van haar zijn gemaakt en er in ieder geval één seksadvertentie op internet is geplaatst.
Op 11 november 2014, omstreeks 13:00 uur, vindt voornoemde politiecontrole plaats op het adres [adres 1] , waar [medeverdachte 2] staat ingeschreven. De verbalisanten hebben naar aanleiding van een advertentie op [website 1] op die dag en op dat tijdstip een afspraak gemaakt met de dame van de advertentie, genaamd [pseudoniem 6] . Deze [pseudoniem 6] vertelde aan de telefoon dat haar vriendin de deur open zou doen en aan deze vriendin betaald moest worden. Nadat één van de verbalisanten had aangebeld werd de deur geopend door naar later bleek [medeverdachte 2] . In de kamer troffen zij [pseudoniem 6] aan. [pseudoniem 6] kwam redelijk simpel over en zij kon bepaalde vragen niet beantwoorden. Zij kon zich ook niet legitimeren. Ze wist niet op welk adres ze woonde. Evenmin wist ze wie de advertentie geplaatst had en zij moest dit aan [medeverdachte 2] vragen. [medeverdachte 2] vertelde dat zij de advertentie gemaakt had en geplaatst had op internet. ‘ [pseudoniem 6] ’ gaf aan de verbalisanten haar personalia en adresgegevens op. Ze vertelde dat ze vrijwillig in de prostitutie werkte en dat [medeverdachte 2] haar woning daarvoor beschikbaar stelde. Tijdens het gesprek had [medeverdachte 2] de leiding. Omdat bij één van de verbalisanten bekend was dat [medeverdachte 2] samen met haar relatie [verdachte] oplichting gepleegd had met misbruik van DIGID en zorgtoeslag werd meteen de link gelegd dat [medeverdachte 2] mogelijk misbruik zou maken van [pseudoniem 6] .
Om geen argwaan te wekken hebben de verbalisanten de situatie zo gelaten met de gedachte de volgende dag naar het woonadres van [pseudoniem 6] te gaan en haar daar nader te vragen over haar relatie met [medeverdachte 2] . Ter plaatse werden de door [pseudoniem 6] opgegeven persoonsgegevens niet gecontroleerd. Dit werd later aan het politiebureau in Vlissingen gedaan. Toen bleek dat [pseudoniem 6] met de door haar opgegeven gegevens in geen enkel politiesysteem voor kwam. Er werd daarom geprobeerd om weer een seksafspraak te maken, voor de volgende dag. Deze afspraak werd niet gemaakt omdat de voicemail aan stond.11
Op 11 november 2014, om 12:49 uur, 13:19 uur en 15:43 uur heeft de gsm van aangeefster contact gemaakt met een zendmast aan de Schouwersweg te Heinkenszand. Deze zendmast staat in de omgeving van camping Stelleplas. Hetzelfde is gebeurd op 12 november 2014, om 10:35 uur en 18:02 uur, met dezelfde zendmast. Op 13 november 2014 heeft haar telefoon voor het laatst contact gemaakt met de zendmast aan de Schouwersweg in Heinkenszand, te weten om 13:00 uur en om 14:10 uur. Om 14:32 uur straalt de gsm aan om een zendmast in Middelburg. Die dag om 19:07 uur maakt haar gsm voor het laatst gebruik van haar eigen telefoonnummer. Om 15:34 uur wordt voor het eerst het telefoonnummer [telefoonnummer] in de gsm van aangeefster gebruikt.12 Dit telefoonnummer was op 25 juli 2014 in gebruik bij [medeverdachte 2] .13
Nadat het imei-nummer van de gsm van aangeefster op 1 december 2014 werd getapt is zij op die dag omstreeks 23.30 uur op straat in Vlissingen aangetroffen.14 Het imei-nummer was voorzien van een simkaart met het telefoonnummer [telefoonnummer] .15 Dit telefoonnummer werd als zoekterm ingevoerd op de website www.google.nl. Eén van de zoekresultaten betrof een hyperlink naar een advertentie voor seksafspraken op de website [website 1] . In de advertentie werd door de adverteerder de naam “ [pseudoniem 2] ” gebruikt en werd als plaatsnaam Vlissingen genoemd.16
Bij het uitlezen van de op 1 december 2014 bij aangeefster aangetroffen gsm werden 100 WhatsApp-berichten aangetroffen van klanten die vragen naar informatie met betrekking tot seksuele handelingen en de prijs daarvan.17
Tot 1 december 2014 heeft aangeefster verbleven en als prostituee gewerkt op in ieder geval drie adressen, namelijk [adres 1] , [adres 2] (de woning van de broer van [verdachte] ) en [adres 3] .18+ 19 + 20 Daarnaast was ook sprake van escortwerkzaamheden en cardates.21
4.3.3
Het oogmerk van uitbuiting, medeplegen en de pleegperiode
Op basis van de verklaringen van aangeefster en [medeverdachte 2] is de rechtbank van oordeel dat verdachte op de hoogte was van de seksuele uitbuiting van aangeefster. Uit hun verklaringen komt naar voren dat al kort nadat aangeefster in het chalet was gearriveerd, verdachte en [medeverdachte 1] samen hebben gesproken over de seksuele uitbuiting (zie voetnoten 8 en 9) en dat het [medeverdachte 1] was die tegen aangeefster vertelde dat zij als prostituee moest gaan werken22+ 23. Ook heeft aangeefster verklaard dat [medeverdachte 1] tegen haar heeft gezegd dat als zij goed haar best zou doen zij dan binnen een half jaar genoeg geld zouden hebben om hun leven te kunnen onderhouden.24 [medeverdachte 2] heeft verklaard dat verdachte, [medeverdachte 1] en zij in het chalet hebben besproken dat het de bedoeling was dat aangeefster voor [medeverdachte 1] zou werken en dat zij en verdachte de klanten zouden aanleveren. Het geld dat aangeefster verdiende zouden zij dan delen met elkaar, inclusief aangeefster. Toen dit werd besproken was aangeefster er nog niet van op de hoogte gebracht dat zij moest gaan werken als prostituee.25
De broer van verdachte, [naam 2] , heeft verklaard dat verdachte tegen hem heeft gezegd dat aangeefster voor hem, verdachte, in de prostitutie werkte en dat het geld verdeeld werd.26
Gelet op deze omstandigheden en op het korte tijdsbestek tussen het arriveren van aangeefster in het chalet en het uitvoeren van haar eerste prostitutiewerkzaamheden is het genoegzaam aannemelijk dat verdachte kort na het moment dat aangeefster met de medeverdachten in het chalet arriveerden reeds de bedoeling had om haar in de prostitutie te brengen. Al de door hem gepleegde handelingen hebben daarom plaatsgevonden met het oogmerk van uitbuiting.
De vraag is of tussen verdachte en de medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking zodat hun handelen als medeplegen kan worden gekwalificeerd. Die vraag laat zich niet in algemene zin beantwoorden maar vergt een beoordeling van de concrete omstandigheden van het geval. De kwalificatie medeplegen is volgens vaste rechtspraak slechts dan gerechtvaardigd als de bewezenverklaarde – intellectuele en/of materiële – bijdrage aan het delict van de verdachte van voldoende gewicht is. In dat verband komt betekenis toe aan onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
De rechtbank is van oordeel dat sprake was van medeplegen van verdachte met de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] ten aanzien van het tenlastegelegde. De rechtbank wijst in dit kader in de eerste plaats naar hetgeen hiervoor reeds is overwogen over de geplande samenwerking tussen verdachte, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] (voetnoot 23). Aangeefster heeft verklaard dat [medeverdachte 1] aan haar vroeg: hoe zou je het vinden om voor ons te werken. Met ‘ons’ bedoelde hij verdachte, [medeverdachte 2] en hemzelf.27 Toen [medeverdachte 1] aan haar had uitgelegd wat het werk precies inhield en aangeefster zei dat ze dat niet wilde heeft hij op een dwingende wijze gezegd dat ze het toch moest gaan doen.28 [medeverdachte 2] heeft verklaard dat [medeverdachte 1] in het chalet foto’s van aangeefster heeft gemaakt voor de advertenties.29 De verklaring van aangeefster dat bij het nemen van de foto’s ook verdachte en [medeverdachte 2] in het chalet aanwezig waren wordt in het dossier niet ondersteund. Zij heeft verklaard dat het [medeverdachte 1] was die foto’s wilde nemen en dat de foto’s met zijn gsm zijn gemaakt.30 [medeverdachte 1] heeft vervolgens met die foto’s de eerste advertentie geplaatst.31 + 32 [medeverdachte 2] heeft verklaard dat [medeverdachte 1] deze foto’s later heeft doorgestuurd naar [medeverdachte 2] , die deze foto’s heeft gebruikt om zelf advertenties van aangeefster te plaatsen.33 Aangeefster wilde niet meewerken aan het nemen van de naaktfoto’s. [medeverdachte 1] heeft haar toen bij haar polsen gepakt en bedreigd om haar te bewegen mee te werken aan het nemen van de foto’s.
Aangeefster heeft voorts verklaard dat, nadat de foto’s waren genomen, zij alle vier aan tafel zaten en dat zij haar naar haar cupmaat vroegen en wat ze wel en niet wilde. Bij het maken van een nieuwe advertentie heeft verdachte zich bemoeid met de inhoud ervan.34
[medeverdachte 2] heeft over de verdeling van het geld dat aangeefster verdiende verklaard dat [medeverdachte 1] op enig moment een deel van het geld heeft gekregen.35 Dit sluit aan bij de verklaring van aangeefster dat [medeverdachte 1] enkele dagen na de politiecontrole op 11 november 2014 ruzie had met verdachte en [medeverdachte 2] omdat [medeverdachte 1] vond dat hij niet genoeg geld kreeg.36 Hieruit concludeert de rechtbank dat hij in ieder geval een deel van de opbrengsten van het werk van aangeefster ontving. [medeverdachte 2] heeft voorts verklaard dat de opbrengst moest afgeven aan verdachte.37 Als er afspraken waren op locatie, dan brachten verdachte en [medeverdachte 2] aangeefster daarheen en werd ze opgehaald.38+ 39
Na een week was [medeverdachte 1] uit beeld en lijkt het erop dat hij ook niet meer meedeelde in de opbrengst.40+ 41 Verdachte heeft vanaf dat moment samen met [medeverdachte 2] zorggedragen voor het prostitueren van aangeefster. Toen aangeefster niet meer kon verblijven in de kamer van de broer van verdachte heeft [medeverdachte 2] de kamer op het adres [adres 3] geregeld.42 Als daar klanten werden ontvangen was [medeverdachte 2] vaak nog in die woning en stond verdachte op de uitkijk buiten om te kijken of de klant er al was.43+ 44
In tapgesprekken van 1 december 2014 is te horen dat aangeefster, [medeverdachte 2] en verdachte met elkaar spreken net nadat aangeefster uit een taxi is gestapt die haar van een klant in Oost-Souburg naar Vlissingen heeft gebracht. Zij geven haar allebei aanwijzingen over waar ze heen moet en wat ze moet doen, waarbij verdachte op de achtergrond te horen is en [medeverdachte 2] zijn aanwijzingen doorgeeft aan aangeefster.45
De hiervoor omschreven handelingen hebben verdachte en diens medeverdachten verricht vanuit hun gezamenlijk doel om aangeefster prostitutiewerkzaamheden te laten verrichten.
Op grond van deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat tussen verdachte, [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] in de eerste week en vervolgens tussen [medeverdachte 2] en verdachte na die eerste week een nauwe en bewuste samenwerking bestond met betrekking tot het prostitueren van aangeefster.
4.3.4
De tenlastegelegde gedragingen ten aanzien van verdachte en/of de medeverdachte(n)
- Eerste gedachtestreepje in de tenlastelegging (het verschaffen van onderdak na weglopen uit inrichting)
Hierboven onder 4.3.3 is reeds overwogen dat, nadat [medeverdachte 1] aangeefster onderdak heeft verschaft in zijn chalet, verdachte en [medeverdachte 2] onderdak voor aangeefster hebben geregeld, te weten onder meer de kamer bij de broer van verdachte en de kamer aan de [adres 3] .
- Tweede gedachtestreepje in de tenlastelegging (aangeefster gedwongen om naaktfoto’s van zich te laten nemen)
Aangeefster heeft verklaard dat er voor het maken van een seksadvertentie van haar naaktfoto’s zijn genomen in het chalet in Heinkenszand46 en dat zij hevig tegenstribbelde omdat zij dat niet wilde. Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft haar toen hard bij haar polsen gepakt en naar de andere slaapkamer getrokken. Daar heeft hij haar gedeeltelijk uitgekleed. Aangeefster heeft voorts verklaard dat [medeverdachte 1] haar daarna heeft bedreigd door te zeggen dat hij haar familie wist te vinden en dat het pistool al klaar lag. Ook heeft hij gezegd: doe je kleren nou maar uit anders sla ik je.47
[medeverdachte 2] heeft verklaard dat zij en verdachte er niet bij aanwezig waren toen de foto’s werden genomen. De verklaring van aangeefster wordt voor wat betreft de bedreigingen derhalve niet ondersteund. Onder 4.3.1. heeft de rechtbank overwogen dat zij de verklaringen van aangeefster als uitgangspunt neemt, en dat er in geval van inconsistenties behoedzaamheid moet worden betracht. Ten aanzien van deze ten laste gelegde handelingen door medeverdachte [medeverdachte 1] heeft de rechtbank in haar verklaringen geen inconsistenties aangetroffen, zodat zij de verklaringen van aangeefster op dit punt, zoals weergegeven in de voetnoten, als uitgangspunt neemt, waarbij zij overweegt dat haar verklaring op diverse andere punten – zoals de locatie waar de foto’s werden genomen48, de reden waarom de foto’s werden genomen49 en de het feit dat de foto’s zijn gebruikt in de seksadvertentie op [website 1]50 – door andere bewijsmiddelen worden ondersteund.
De rechtbank acht daarom ook wettig en overtuigend bewezen hetgeen onder het tweede gedachtestreepje is opgenomen, op de wijze zoals weergegeven onder 4.4.
- Derde gedachtestreepje in de tenlastelegging (het maken van (naakt)foto’s)
Onder 4.3.3. heeft de rechtbank met betrekking tot het nemen van de foto’s reeds overwogen dat de verklaring van aangeefster dat verdachte en [medeverdachte 2] bij het maken van de naaktfoto’s betrokken waren niet door andere stukken in het dossier wordt ondersteund. De rechtbank acht op grond van de daar genoemde omstandigheden en op grond van de verklaring van [medeverdachte 2]51 wettig en overtuigend bewezen dat het medeverdachte [medeverdachte 1] was die de naaktfoto’s van aangeefster heeft genomen.
Door aangeefster is verklaard dat er ook foto’s van haar zijn genomen met haar kleding aan, door [medeverdachte 2] in haar woning in Middelburg. In de advertentie op pagina 337 van het dossier is inderdaad een foto te zien waarop aangeefster gekleed staat afgebeeld. [medeverdachte 2] heeft ontkend dat zij deze foto’s heeft gemaakt.
Omdat de verklaring van aangeefster wordt ondersteund door een ander bewijsmiddel, te weten de seksadvertentie van [website 1] op pagina 337 acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat deze foto’s zijn gemaakt door [medeverdachte 2] .
- Vierde gedachtestreepje in de tenlastelegging (advertenties maken en plaatsen op internetsites waarin aangeefster werd aangeboden als prostituee)
Nadat de naaktfoto’s en de gewone foto’s van aangeefster waren gemaakt, zijn deze onder meer gebruikt in een advertentie op [website 1] met als titel “ [pseudoniem 6] – Lekkere sex met mij”.52 In deze advertentie is de datum 12 november opgenomen, en ook rechts onderaan de pagina is de datum 12 november 2014 opgenomen, hetgeen erop duidt dat deze advertentie op die datum is geplaatst. Aangeefster heeft verklaard dat zij het meisje is met het witte shirtje op één van de foto’s.53
Ook zijn seksadvertenties geplaatst op [website 3] In één advertentie met als titel ‘Lekkere sex’ wordt als nickname van het meisje de naam ‘ [pseudoniem 2] ’ genoemd.54 De andere advertentie op [website 3] had als titel ‘Lekkere geile pijpdate’, met de naam ‘ [pseudoniem 3] ’ als nickname. ‘ [pseudoniem 3] ’ is lid sinds 13 november 2014.55
Op [website 1] is eveneens een advertentie aangetroffen waarin de naam ‘ [pseudoniem 2] ’ voorkomt, te weten een advertentie met de titel “ [pseudoniem 2] – Heerlijk zin”.56
Deze advertenties zijn geplaatst in november 2014.
In februari 2015 zijn seksadvertenties geplaatst voor aangeefster, waarin werd geadverteerd met de namen [pseudoniem 4] en [pseudoniem 5] . Deze advertenties zijn geplaatst buiten de tenlastegelegde en de bewezenverklaarde periode, zodat verdachte van het plaatsen van deze advertenties vrijgesproken wordt.
Aangeefster heeft verklaard dat medeverdachte [medeverdachte 1] de advertentie met de naam [pseudoniem 6] heeft geplaatst.57 Deze verklaring wordt ondersteund door de verklaring van [medeverdachte 2] , die heeft verklaard dat hij de eerste advertentie heeft geplaatst.58
Aangeefster heeft echter ook verklaard dat het [medeverdachte 2] was die die eerste advertentie op internet heeft gezet. [medeverdachte 2] heeft verklaard dat zij een nieuwe advertentie heeft gemaakt omdat zij – zij en verdachte – geen toegang hadden tot de eerste advertentie. Ten behoeve van het maken van een nieuwe advertentie heeft [medeverdachte 1] de naaktfoto’s van aangeefster naar [medeverdachte 2] gestuurd via WhatsApp.59 Bij het bepalen van de inhoud van de advertenties was ook verdachte betrokken.60+ 61
De rechtbank acht op grond van deze bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] seksadvertenties voor aangeefster op internetsites hebben geplaatst, en dat verdachte betrokken was bij het bepalen van de inhoud van de advertenties.
- Vijfde gedachtestreepje in de tenlastelegging (onder meer dwingen/overhalen/in gelegenheid stellen om (tegen betaling) seks te hebben met mannen)
Onder 4.3.3 heeft de rechtbank overwogen dat het [medeverdachte 1] is geweest die aangeefster heeft gedwongen en/of overgehaald om in de prostitutie te gaan werken. Na het plaatsen van de advertenties heeft aangeefster klanten gehad. Uit het dossier blijkt niet goed hoe het maken van de afspraken met klanten die reageerden op de eerste advertentie precies ging. Na het plaatsen van de tweede advertentie, op 11 november 2014 door [medeverdachte 2] , werd het maken van de afspraken geregeld door [medeverdachte 2] .62+ 63 Uit onderzoek in de WhatsAppgesprekken in de gsm van aangeefster is gebleken dat aangeefster op 1464 en 1665 november 2014 seksafspraken heeft gehad op het adres [adres 2] . Dit betreft de woning van de broer van [verdachte] , [naam 2] .66 [naam 2] heeft verklaard dat [medeverdachte 1] tegen hem had gezegd dat hij, [medeverdachte 1] , weg moest van de camping en dat verdachte aan [naam 2] had gevraagd of [pseudoniem 2] - aangeefster – in zijn kamer mocht verblijven en dat [naam 2] dan in de woning aan de [adres 1] mocht verblijven. Aangeefster heeft inderdaad in de woning van [naam 2] verbleven.67 [medeverdachte 2] heeft bevestigd dat verdachte een kamer had geregeld voor aangeefster, omdat zij niet meer in het chalet kon verblijven en omdat [medeverdachte 2] aangeefster na de politiecontrole niet meer in haar huis wilde hebben.68
Verder zijn er op 15 en 16 november 2014 seksafspraken geweest bij een klant die verbleef in een hotel in Renesse.69 Aangeefster heeft verklaard dat zij naar seksafspraken werd gebracht door [medeverdachte 2] en [verdachte] .70 Deze verklaring wordt bevestigd door [medeverdachte 2] .71 Uit zendmastgegevens blijkt dat de gsm’s van [medeverdachte 2] en [verdachte] op het moment van de afspraak contact maakten met zendmasten in Renesse.72 Verdachte heeft ter zitting bevestigd dat hij zich toen ook in Renesse bevond.73
Zoals onder 4.3.3. reeds is overwogen is door medeverdachte [medeverdachte 2] de kamer op het adres [adres 3] voor aangeefster geregeld, zodat zij daar kon verblijven en werken.
Gezien deze bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat [medeverdachte 1] aangeefster heeft gedwongen en/of overgehaald om prostitutiewerk te verrichten en dat de seksafspraken werden gemaakt en gefaciliteerd door [medeverdachte 2] en verdachte.
- Zesde gedachtestreepje in de tenlastelegging (werktelefoon, -kamer en condooms verstrekken)
Aangeefster heeft verklaard dat nadat de laatste foto’s van haar waren genomen in de woning van [medeverdachte 2] in Middelburg, [medeverdachte 2] de simkaart met het telefoonnummer
[telefoonnummer] in de telefoon van aangeefster heeft gedaan.74 Dit betreft het telefoonnummer dat is genoemd in de advertentie van ‘ [pseudoniem 3] ’ op [website 3] .nl75 en van ‘ [pseudoniem 2] ’ op [website 1]76. [medeverdachte 2] heeft bevestigd dat zij dit simkaartje heeft gegeven voor de klantencontacten.77 Zoals onder 4.3.2 is opgenomen gebruikt de gsm van aangeefster dit telefoonnummer voor het eerst op 13 november 2014, te weten in de bewezenverklaarde periode.
Zoals uit de overweging hierboven – onder ‘vierde gedachtestreepje in de tenlastelegging’ – al naar voren komt is voor aangeefster een werkplek gezocht door [medeverdachte 2] en verdachte, die werd gevonden in de woning van de broer van verdachte, en later in de woning aan de [adres 3] .
Met betrekking tot het verstrekken van condooms aan aangeefster heeft de rechtbank onvoldoende wettig bewijs aangetroffen. De rechtbank acht op grond van de genoemde bewijsmiddelen wel wettig en overtuigend bewezen dat aan aangeefster een werktelefoonnummer is verschaft en dat werkruimte voor haar is geregeld.
- Zevende gedachtestreepje in de tenlastelegging (controle/begeleiding/toezicht op prostitutiewerkzaamheden aangeefster)
Aangeefster heeft verklaard dat tijdens afspraken in de woning van [medeverdachte 2] , [medeverdachte 2] bij de voordeur bleef en dat verdachte in de tuin of achter de schutting stond.78 [medeverdachte 2] heeft verklaard dat tijdens seksafspraken van aangeefster met klanten op haar eigen adres in Middelburg verdachte om de hoek of achter een deur stond. Volgens [medeverdachte 2] was dat de manier om de veiligheid van aangeefster te garanderen. Bij afspraken bij een klant thuis was afgesproken dat aangeefster [medeverdachte 2] zou bellen als ze weer buiten stond. Ook stuurde [medeverdachte 2] dan WhatsApp-berichten om te vragen of het goed ging.79 Aangeefster heeft voor wat betreft dit laatste een gelijksoortige verklaring afgelegd.80
Toen aangeefster in het pand aan [adres 3] verbleef stond verdachte volgens [medeverdachte 2] op de uitkijk om te kijken of de klant er al was. Deze verklaring wordt ondersteund door één van de tapgesprekken van 1 december 2014 (tapsessie 44, zie voetnoot 44). Voorts is hierboven reeds overwogen dat [medeverdachte 2] en verdachte aangeefster met de auto naar thuisafspraken brachten.
De rechtbank acht op grond van deze bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat er controle en toezicht werd uitgevoerd bij de afspraken en dat aangeefster werd begeleid naar afspraken.
- Achtste gedachtestreepje in de tenlastelegging (innemen/beheren/aanwenden voor eigen gebruik van het door aangeefster verdiende geld)
Aangeefster heeft verklaard dat zij al haar verdiende geld moest afgeven.81 Op de [adres 1] werd door klanten aan [medeverdachte 2] betaald, aldus aangeefster.82 In het studioverhoor heeft aangeefster verklaard dat er met haar niks was afgesproken over het geld en dat zij nooit geld heeft ontvangen van het geld dat zij met haar prostitutiewerkzaamheden had verdiend.83
[medeverdachte 2] heeft verklaard dat er geld van de prostitutiewerkzaamheden naar [medeverdachte 1] is gegaan.84 Het geld dat aangeefster direct ontving ging via [medeverdachte 2] naar verdachte.85 Ze denkt dat aangeefster niet veel van haar verdiende geld heeft gezien. De tatoeage die aangeefster op 1 december 2014 heeft laten zetten werd volgens [medeverdachte 2] betaald van het geld dat aangeefster zelf had verdiend.86
Deze bewijsmiddelen vormen het wettig en overtuigend bewijs dat aangeefster het door haar met prostitutiewerk verdiende geld moest afgeven aan de verdachten.
- Negende gedachtestreepje in de tenlastelegging (bepaling werktijden)
Zoals hierboven reeds overwogen is de rechtbank van oordeel dat het [medeverdachte 1] was die de eerste seksadvertentie plaatste, op [website 1] Bij het plaatsen van deze advertentie moest worden aangegeven op welke dagen het meisje beschikbaar is. In die zin heeft hij de werktijden van aangeefster bepaald. Later werd dit ook gedaan door [medeverdachte 2] . Zij heeft verklaard dat verdachte zei dat ze alle dagen aan moest drukken, maar omdat [medeverdachte 2] zei dat aangeefster dat niet vol zou houden heeft ze maar een paar dagen ingevuld.87
Aangeefster heeft verklaard dat [medeverdachte 2] de afspraken maakte en dat zij, aangeefster, geen invloed had op deze afspraken.88 Ze werkte alle dagen, zelfs ’s nachts.89
De rechtbank acht, gelet op deze bewijsmiddelen, ook het laatste gedachtestreepje wettig en overtuigend bewezen.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat in de bewezenverklaarde periode ten aanzien van aangeefster sprake was van een uitbuitingssituatie, dat verdachte en de medeverdachten daar opzettelijk voordeel uit hebben getrokken en dat verdachte wist dat sprake was van een uitbuitingssituatie.