gemachtigde: mr. N. Plaisier te Hendrik-Ido-Ambacht,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde]
,
statutair gevestigd in [vestigingsplaats],
gedaagde,
gemachtigde: nl.legal LLP te Emmen.
De partijen worden hierna ‘ [eiser] ’ en ‘[gedaagde]’ genoemd.
1. De procedure
1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
-
de dagvaarding van 1 maart 2022, met bijlagen 1 tot en met 6;
-
het antwoord, met bijlagen 1 en 2.
1.2.
[eiser] heeft de kantonrechter bij brief van 25 mei 2022 bericht dat hij de door hem gedane verzoeken intrekt en dat de zaak derhalve kan worden doorgehaald.
1.3.
[gedaagde] heeft de kantonrechter in reactie hierop bij e-mail van 25 mei 2022 bericht dat zij verzoekt om [eiser] te veroordelen in de proceskosten, overeenkomstig hetgeen zij bij antwoord heeft gevorderd.
1.4.
Bij e-mail van 30 mei 2022 heeft [eiser] op het verzoek van [gedaagde] om een proceskostenveroordeling gereageerd en daar bezwaar tegen gemaakt.
1.5.
[gedaagde] heeft bij e-mail van 9 juni 2022 op het bezwaar van [eiser] gereageerd.
2. Het geschil
2.1.
[eiser] eiste aanvankelijk om:
-
[gedaagde] te veroordelen om binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis aan hem te betalen € 1.854,37 met rente;
-
[gedaagde] te veroordelen in de proceskosten;
-
het vonnis voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
Het bedrag dat werd geëist, bestaat volledig uit de hoofdsom.
2.2.
[eiser] baseerde de eis op het volgende.
2.2.1.
[eiser] heeft op 25 september 2021 een auto gekocht bij [gedaagde]. Twee maanden na de aankoop kreeg [eiser] de auto niet meer gestart. De auto beantwoordt daardoor niet aan de tussen partijen gesloten overeenkomst. [eiser] heeft de auto door een derde partij laten repareren, omdat [gedaagde] niet tot herstel overging. [eiser] maakt aanspraak op vergoeding van de met dat herstel gepaard gaande kosten.
2.3.
[gedaagde] was het niet eens met de eis en voerde - voor zover van belang - het volgende aan.
2.3.1.
Er is geen overeenkomst tussen [eiser] en [gedaagde] tot stand gekomen, maar tussen [eiser] en [naam bedrijf] [gedaagde] was ten tijde van het sluiten van de koopovereenkomst nog niet eens opgericht. [gedaagde] heeft KvK-nummer [KvK-nummer 1] , terwijl op de overeenkomst het KvK-nummer van [naam bedrijf] ( [KvK-nummer 2] ) is vermeld. Ten tijde van het sluiten van de overeenkomst was [gedaagde] (zonder de toevoeging ‘B.V.’) een handelsnaam van [naam bedrijf] Dat was het geval tot 22 november 2021 en dus tot ruim vóór het betekenen van de dagvaarding van de onderhavige procedure. [eiser] heeft dan ook de verkeerde partij gedagvaard en om die reden moet zijn vordering worden afgewezen.
3. De beoordeling
3.1.
Op grond van artikel 246 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt op verlangen van partijen de zaak op de rol doorgehaald. Doorhaling op eenzijdig verzoek is niet mogelijk. Het afzien van [eiser] om verder te procederen wordt zo begrepen dat hij zijn vordering tegen [gedaagde] niet langer handhaaft. De vordering zal daarom worden afgewezen.
3.2.
De kantonrechter is van oordeel dat [eiser] in de proceskosten van [gedaagde] moet worden veroordeeld. Daartoe wordt als volgt overwogen.
3.2.1.
Dat [gedaagde] en/of [naam bedrijf] voorafgaand aan het uitbrengen van de dagvaarding de factuur niet aan [eiser] hebben doen toekomen, doet niet af aan de verantwoordelijkheid van [eiser] om na te gaan of hij de juiste partij in rechte betrekt. Het had op zijn weg gelegen om voorafgaand aan het uitbrengen van de dagvaarding (ten minste) een uittreksel van de Kamer van Koophandel van [gedaagde] op te vragen. Als hij dat had gedaan, was hem direct duidelijk geworden dat [gedaagde] - gelet op de datum van inschrijving in de Kamer van Koophandel - niet de partij kon zijn waarvan hij de auto had gekocht.
3.2.2.
De kantonrechter volgt [eiser] niet in zijn stelling dat [gedaagde] en [naam bedrijf] feitelijk dezelfde partij betreffen. Het betreffen twee afzonderlijke rechtspersonen. Dat [naam bedrijf] de bestuurder en enig aandeelhouder van [gedaagde] is, doet hier niet aan af.
3.2.3.
De omvang van de conclusie van antwoord staat - anders dan [eiser] van mening is - niet in de weg aan het toekennen van een proceskostenveroordeling.
3.3.
De kantonrechter stelt de proceskosten aan de kant van [gedaagde] tot vandaag vast op € 187,00 aan salaris voor de gemachtigde (één punt x € 187,00 tarief). De over dit bedrag gevorderde wettelijke rente wordt toegewezen. Ook de gevorderde nakosten worden toegewezen.
3.4.
Dit vonnis wordt, zoals gevorderd, uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
4. De beslissing
De kantonrechter:
4.1.
wijst de vordering af;
4.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de kant van [gedaagde] tot vandaag vastgesteld op € 187,00 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over dat bedrag vanaf de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
4.3.
veroordeelt [eiser] in de na vandaag te maken proceskosten, begroot op € 93,50 aan salaris voor de gemachtigde en als niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis is voldaan en het vonnis is betekend, de explootkosten van deze betekening met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over deze kosten vanaf de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
4.4.
verklaart dit vonnis voor wat betreft de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.J. Bezuijen en in het openbaar uitgesproken.
38671
De gegevens worden opgehaald
Hulp bij zoeken
Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over: