2. De vaststaande feiten
De kantonrechter gaat uit van de volgende vaststaande feiten.
2.1.
Colocenter exploiteert een regionaal datacenter.
2.2.
Bij e-mail van 24 september 2018 heeft [eiser] Colocenter - voor zover van belang - het volgende bericht:
“(…) Ik ben opzoek naar ruimte voor 10 baikal bk-b miners die per stuk +/- 240 watt verbruiken op de huidige algorithm.
Ik wil je een voorstel doen van 185 euro per maand voor alle 10 de miners. Ik zal zelf voor het onderhoud zorgen en installatie. (…)”.
2.3.
Nadat partijen een gesprek met elkaar hebben gehad, stuurt [eiser] per e-mail van 28 september 2018 - onder meer - het volgende aan Colocenter:
“(…) Bedankt voor het fijne gesprek. Zoals besproken hierbij mijn voorstel voor de hosting.
12 x baikal bk-b voor 300,- euro per maand.
Het gaat hier niet om een maand maar voor een langer termijn. (…)”.
2.4.
De apparatuur van [eiser] heeft vervolgens enige tijd in een ruimte van het datacenter van Colocenter gestaan. Gedurende die periode heeft de apparatuur van [eiser] ‘gedraaid’ (cryptocurrency ‘gemined’) en heeft [eiser] een bedrag van € 300,00 per maand aan Colocenter betaald. Op enig moment heeft [eiser] zijn apparatuur uitgeschakeld en is hij ook gestopt met maandelijks een bedrag aan Colocenter te betalen.
2.5.
Bij e-mail van 25 februari 2021 heeft [eiser] - voor zover van belang - het volgende aan Colocenter bericht:
“(…) Ik heb de afgelopen tijd met [naam 3] een aantal geprobeerd te benaderen over de server *baikal die bij jullie gestald staan (…).
(…) ik [wil] graag zien dat mijn spullen nog in orde zijn en niet kwijt zijn geraakt. (…) Ik wil graag weer het een en ander opstarten zodat alles weer kan draaien en minen.
wanneer komt het jullie uit? (…)”.
2.6.
In reactie hierop heeft Colocenter bij e-mail van diezelfde dag - voor zover van belang - het volgende aan [eiser] bericht:
“(…) Ik moet je teleurstellen. Naast jou hadden nog heel veel minders hun apparatuur laten staan. We wisten op een gegeven moment niet meer wat van wie was, en niemand liet meer van zich horen. We zijn daarnaast geen (gratis) shurgard. Alle minders zijn kort geleden opgeruimd en dus definitief weg.
Het spijt me je dit te moeten berichten, maar dan had je de apparatuur eerder moeten ophalen, en niet nu pas na een jaar. (…)”.
2.7.
In reactie hierop heeft [eiser] bij e-mail van diezelfde dag - voor zover van belang - het volgende aan Colocenter bericht:
“(…) Dat mijn eigendommen (bedrijfseigendommen) weg zijn is heel erg vervleend om te lezen en volgens mij vrijwel onmogelijk om dit zomaar weg te geven er stond immers voor 7500 euro aan apparatuur bij jullie in het filiaal wat van mij is geweest en nog steeds van mij is. (…)
Ik vind het ook erg jammer dat jullie geen enkele moeite hebben gedaan om de eigenaar eerst te contracteren, Dit lijkt mij zakelijk gezien een normale gang van zaken. (…)”.
2.8.
Bij e-mail van 9 maart 2022 heeft Colocenter - voor zover van belang - het volgende aan [eiser] bericht:
“(…) Op 7 januari 2021 is er een email gestuurd aan alle bij ons bekende email adressen van mensen die nog miners hadden staan, met het verzoek binnen een week te reageren. Zie bijgevoegde email. De email adressen van de klanten staan BCC uit privacy overwegingen uiteraard. Ik zie overigens wel dat je nu een ander email adres gebruik dan toen.
Veel miners hebben nooit gereageerd, mogelijk omdat de hardware op dat moment toch waardeloos was omdat de miningkosten hoger dan de opbrengsten waren.
Jij hebt toen ook niet gereageerd, daarom zijn we begin februari de boel gaan opruimen. (…)”.
2.9.
Bij brief van 19 maart 2021 heeft de gemachtigde van [eiser] - voor zover van belang - het volgende aan Colocenter bericht:
“(…) Cliënt heeft geruime tijd geleden aan hem toebehorende apparatuur bij u neergezet. Het gaat om de volgende zaken:
- laptop € 500,00
- switch € 1.608,00
- baikal giant b machines (14 stuks) € 24.640,00
- cooling units voor baikal miners € 120,00
- diverse kabels € 100,00
- remote internet plugs (5 stuks) € 500,00
- router netgear € 300,00
- raspberry € 130,00
- voeding (5 stuks) € 750,00
- smart plugs (6 stuks) € 228,00
Totale waarde: € 28.876,00
Deze apparatuur is door cliënt bij u geplaatst ten behoeve van ‘het minen’ van cryptomunten. (…)
Voor de opstal en het gebruik van deze apparatuur op uw locatie betaalde cliënt u in eerste instantie een bedrag van € 300,00 per maand. Begin vorig jaar heeft cliënt de apparatuur uitgezet. Vanaf dat moment heeft cliënt ook geen bedragen meer aan u betaald. Vervolgens bleef het lange tijd stil. (…)
Cliënt is eigenaar van de hiervoor aangehaalde apparatuur. (…) Doordat u - zonder enig overleg met cliënt - de apparatuur heeft opgeruimd, heeft u inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van cliënt. Om die reden bent u schadeplichtig jegens cliënt. (…)
Cliënt betwist dat hij op 7 januari jl. een e-mail van u heeft ontvangen. Daarnaast geldt dat wanneer u deze e-mail naar cliënt gestuurd zou hebben, u nog steeds niet het recht heeft om de apparatuur van cliënt zonder zijn goedkeuring op te ruimen. Tevens had het in de rede gelegen dat u cliënt een reminder had gestuurd of op een andere wijze (telefonisch) contact had opgenomen.
U heeft aangegeven dat de apparatuur definitief weg is. Daarmee insinueert u dat u de apparatuur niet meer in uw bezit heeft en om die reden niet aan cliënt kan retourneren. Indien dat het geval is, bent u verplicht om de dagwaarde van de apparatuur aan cliënt te vergoeden. (…)”.
2.10.
Vervolgens heeft nog enige correspondentie tussen de gemachtigde van [eiser] en Colocenter plaatsgevonden, zonder dat dit tot een minnelijke oplossing heeft geleid.
5. De beoordeling
Productie 20 aan de zijde van [eiser]
5.1.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft Colocenter bezwaar gemaakt tegen het in het procesdossier opnemen van de door [eiser] bij brief van 12 april 2022 overgelegde productie 20, omdat in het tussenvonnis staat dat aanvullende stukken uiterlijk tien dagen vóór de mondelinge behandeling in het bezit van de kantonrechter en de wederpartij moeten zijn.
5.2.
De kantonrechter stelt vast dat geen sprake is van een omvangrijke productie. Hoewel aan Colocenter kan worden toegegeven dat de brief van 12 april 2022 buiten de in het tussenvonnis bepaalde termijn is ontvangen, valt niet in te zien dat Colocenter zich niet afdoende op de inhoud van productie 20 kon voorbereiden en dat is ook niet door Colocenter gesteld. De kantonrechter is derhalve van oordeel dat Colocenter niet in haar verdedigingsbelang wordt geschaad door productie 20 van de zijde van [eiser] in de beoordeling van dit geschil te betrekken. Het bezwaar van Colocenter wordt verworpen.
5.3.
Op grond van artikel 6:160 lid 1 BW gaat een verbintenis teniet door een overeenkomst van de schuldeiser met de schuldenaar, waarbij de schuldeiser afstand doet van zijn vorderingsrecht. Er moet daarbij wilsovereenstemming bestaan tussen de schuldeiser en de schuldenaar. De wilsverklaringen - met inbegrip van het aanbod - kunnen ingevolge artikel 3:37 BW in iedere vorm geschieden en kunnen in één of meer gedragingen besloten liggen.
5.4.
Naar het oordeel van de kantonrechter kan de enkele omstandigheid dat [eiser] zijn apparatuur bij Colocenter zou hebben achtergelaten en vervolgens anderhalf jaar lang niets van zich heeft laten horen, niet de conclusie rechtvaardigen dat [eiser] enkel daarom afstand van zijn eigendomsrecht zou hebben gedaan. Artikel 6:160 lid 1 BW gaat immers uit van een overeenkomst op grond waarvan de schuldeiser afstand doet van zijn vorderingsrecht, maar niet gesteld of gebleken is dat een dergelijke overeenkomst tot stand is gekomen. Het beroep op afstand van recht wordt dan ook verworpen.
Rechtsverwerking/naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar?
5.5.
Van rechtsverwerking kan slechts sprake zijn, indien de schuldeiser zich heeft gedragen op een wijze die naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onverenigbaar is met het vervolgens geldend maken van het betrokken recht. Enkel tijdsverloop levert geen toereikende grond op voor het aannemen van rechtsverwerking; daartoe is vereist de aanwezigheid van bijzondere omstandigheden als gevolg waarvan hetzij bij de schuldenaar het gerechtvaardigd vertrouwen is gewekt dat de schuldeiser zijn aanspraak niet (meer) geldend zal maken, hetzij de positie van de schuldenaar onredelijk zou worden benadeeld of verzwaard in het geval dat de schuldeiser zijn aanspraak alsnog geldend zou maken (vgl. HR 24 april 1998, ECLI:NL:HR:1998:ZC2635).
5.6.
Naar het oordeel van de kantonrechter is geen sprake van ‘bijzondere omstandigheden’ waardoor Colocenter er gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat [eiser] zijn aanspraak op de apparatuur niet (meer) geldend zou maken. Kennelijk meende ook Colocenter dat [eiser] in januari 2021 zijn recht (nog) niet had verwerkt, aangezien zij [eiser] - zoals zij zelf heeft gesteld - een e-mail heeft gestuurd met het verzoek om zijn apparatuur op te halen. De enkele omstandigheid dat [eiser] daar vervolgens niet op heeft gereageerd (nog daargelaten dat [eiser] de ontvangst van die e-mail heeft betwist), maakt niet dat sprake is van een ‘bijzondere omstandigheid’ op grond waarvan Colocenter er gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat [eiser] zijn aanspraak op de apparatuur niet (meer) geldend zou maken. Het beroep op rechtsverwerking wordt dan ook verworpen.
5.7.
In hetgeen hiervoor is overwogen, ligt al een oordeel over de redelijkheid en billijkheid van de vordering van [eiser] besloten. Colocenter heeft er welbewust voor gekozen om na het versturen van slechts één e-mail over te gaan tot het opruimen c.q. laten vernietigen van de apparatuur van [eiser]. Het had op de weg van Colocenter gelegen om zich in te spannen om [eiser] te bereiken, bijvoorbeeld door hem ook een aangetekende brief te sturen op het briefadres dat - zo heeft [eiser] onweersproken gesteld - bij Colocenter bekend was. Dat heeft Colocenter echter niet gedaan. Het komt derhalve voor rekening en risico van Colocenter dat [eiser] nu aanspraak maakt op zijn eigendomsrecht met betrekking tot de apparatuur. Dat is naar het oordeel van de kantonrechter naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet onaanvaardbaar.
5.8.
Op grond van artikel 6:162 lid 1 BW is degene die tegenover een ander een onrechtmatige daad pleegt, die hem kan worden toegerekend, verplicht om de schade die de ander daardoor lijdt, te vergoeden. Als onrechtmatige daad wordt - onder andere - aangemerkt een inbreuk op een recht (artikel 6:162 lid 2 BW).
5.9.
Door de apparatuur van [eiser] ‘op te ruimen’ en/of te laten vernietigen, heeft Colocenter inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van [eiser] met betrekking tot die apparatuur en derhalve heeft zij onrechtmatig gehandeld tegenover [eiser].
5.10.
Dit handelen kan Colocenter ook worden toegerekend, aangezien zij de apparatuur heeft opgeruimd c.q. laten vernietigen. [eiser] heeft door het achterlaten van die apparatuur geen (indirecte) toestemming aan Colocenter gegeven om zijn apparatuur op te ruimen c.q. te laten vernietigen. Het enkele versturen van een e-mail op 7 januari 2021 kan ook niet tot de conclusie leiden dat het onrechtmatige handelen Colocenter niet kan worden toegerekend. In de eerste plaats heeft [eiser] de ontvangst van die e-mail betwist. Het had derhalve op de weg van Colocenter gelegen om nader (met stukken) te onderbouwen dat die e-mail door [eiser] is ontvangen, maar dat heeft zij niet gedaan. Uit de overgelegde e-mail valt bovendien niet af te leiden naar welk e-mailadres die e-mail is gestuurd. Zelfs als echter zou komen vast te staan dat [eiser] die e-mail heeft ontvangen, dan mocht Colocenter op grond van het enkele niet reageren op die e-mail nog steeds niet gerechtvaardigd overgaan tot het opruimen c.q. laten vernietigen van de apparatuur. Van Colocenter had in ieder geval mogen worden verwacht dat zij zich meer zou inspannen om [eiser] te bereiken, bijvoorbeeld door hem een aangetekende brief te sturen op het briefadres dat - zo heeft [eiser] onweersproken gesteld - bij Colocenter bekend was. Dat heeft Colocenter echter niet gedaan.
5.11.
Ook aan het relativiteitsvereiste van artikel 6:163 BW is voldaan. Het uitgangspunt is immers dat een norm (hier: het eigendomsrecht van [eiser]) in principe strekt ter bescherming van allen die als gevolg van overtreding ervan schade kunnen lijden en wel ter bescherming tegen alle schade die aan de dader (hier: Colocenter) op de voet van artikel 6:98 BW als een gevolg van deze overtreding kan worden toegerekend. Voor een geslaagd beroep op dit artikel moet derhalve het, door Colocenter te beargumenteren, tegendeel komen vast te staan. Colocenter heeft echter geen feiten of omstandigheden gesteld die tot de conclusie kunnen leiden dat het tegendeel is komen vast te staan.
5.12.
Het verweer van Colocenter dat sprake was van een huurovereenkomst, dat die huurovereenkomst (met wederzijds goedvinden) is geëindigd en dat [eiser] door zijn apparatuur na het einde van de huurovereenkomst bij Colocenter achter te laten - naar analogie van artikel 22.6 van de Algemene Bepalingen behorende bij het ROZ model huurovereenkomst kantoorruimte - afstand heeft gedaan van zijn apparatuur, wordt verworpen. Zelfs als zou komen vast te staan dat sprake was van een huurovereenkomst (hetgeen [eiser] heeft betwist) en die huurovereenkomst op enig moment (met wederzijds goedvinden) was geëindigd, dan stond het Colocenter nog niet vrij om de apparatuur eigenhandig op te ruimen c.q. te laten vernietigen. Vast staat dat er geen algemene voorwaarden op de tussen partijen gesloten overeenkomst van toepassing waren en de kantonrechter ziet geen aanleiding om de Algemene Bepalingen behorende bij het ROZ model huurovereenkomst kantoorruimte naar analogie toe te passen. Colocenter had de achtergebleven apparatuur op kunnen slaan en - in het geval dat [eiser] op een later moment zijn apparatuur terug wilde hebben - een vergoeding voor de opslagkosten aan [eiser] kunnen vragen.
5.13.
Gelet op het voorgaande is de kantonrechter van oordeel dat Colocenter onrechtmatig tegenover [eiser] heeft gehandeld, dat dit onrechtmatig handelen haar kan worden toegerekend en dat Colocenter derhalve gehouden is om de ten gevolge van dat onrechtmatig handelen door [eiser] geleden schade te vergoeden.
5.14.
De schade van [eiser] bestaat uit de waarde van de apparatuur die Colocenter heeft opgeruimd c.q. laten verwijderen. Van belang is daarom om allereerst vast te stellen welke apparatuur precies door Colocenter is opgeruimd c.q. vernietigd.
5.15.
Colocenter betwist dat er een laptop in haar datacenter heeft gestaan. De kantonrechter begrijpt dit verweer in die zin, dat Colocenter betwist dat zij een laptop heeft opgeruimd c.q. vernietigd. Het lag op de weg van [eiser] om nader (met stukken) te onderbouwen dat er een laptop in het datacenter heeft gestaan én dat die laptop door Colocenter is opgeruimd c.q. vernietigd. Dat heeft [eiser] niet gedaan. Aangezien [eiser] ter zake ook geen concreet en specifiek bewijsaanbod heeft gedaan, wordt aan bewijslevering niet toegekomen. De kantonrechter gaat er derhalve vanuit dat er geen laptop door Colocenter is opgeruimd c.q. vernietigd.
5.16.
Colocenter betwist verder dat er veertien ‘baikal miners’ in het datacenter hebben gestaan, omdat [eiser] in zijn eerste e-mails over tien en twaalf baikal miners sprak. De kantonrechter constateert dat op de door [eiser] bij dagvaarding overgelegde foto’s niet meer dan tien baikal miners te zien zijn. Gelet op de gemotiveerde betwisting van Colocenter had het op de weg van [eiser] gelegen om nader (met stukken) te onderbouwen dat er méér dan tien baikal miners in het datacenter stonden én dat die baikal miners door Colocenter zijn opgeruimd c.q. vernietigd. Dat heeft [eiser] niet gedaan, nu op grond van het enkele overleggen van facturen van in totaal veertien baikal miners niet kan worden vastgesteld dat al die baikal miners ook daadwerkelijk in het datacentrum hebben gestaan. Aangezien [eiser] ter zake ook geen concreet en specifiek bewijsaanbod heeft gedaan, wordt aan bewijslevering niet toegekomen. De kantonrechter gaat er derhalve vanuit dat er in totaal tien baikal miners door Colocenter zijn opgeruimd c.q. vernietigd.
5.17.
Voor het overige heeft Colocenter onvoldoende gemotiveerd betwist dat de door [eiser] gestelde apparatuur in het datacenter aanwezig was, zodat de kantonrechter er vanuit gaat dat Colocenter de volgende apparatuur heeft opgeruimd c.q. vernietigd:
5.18.
Vervolgens is het van belang om de waarde van deze apparatuur te bepalen. Aangezien als onweersproken vaststaat dat de waarde van apparatuur om mee te ‘minen’ fluctueert, is de kantonrechter van oordeel dat de precieze waarde van de apparatuur niet kan worden bepaald. De waarde van de apparatuur zal derhalve moeten worden geschat overeenkomstig artikel 6:97 BW.
5.19.
Bij deze schatting neemt de kantonrechter allereerst in aanmerking dat de apparatuur op enig moment weliswaar waardeloos kan zijn geweest, omdat de kosten om te ‘minen’ op dat moment de opbrengsten van het ‘minen’ overstegen, maar dat maakt nog niet dat de apparatuur waardeloos is gebleven. Zoals hiervoor al is overwogen, staat immers vast dat de waarde van de apparatuur fluctueert.
5.20.
De kantonrechter neemt verder in overweging dat de opgeruimde c.q. vernietigde apparatuur niet nieuw was. Alle apparatuur is aangeschaft tussen 12 september 2018 tot 14 november 2018 en was derhalve - op het moment dat de apparatuur werd opgeruimd c.q. vernietigd - ruim twee jaar oud. [eiser] kan dientengevolge niet zonder meer aanspraak maken op de (huidige) nieuwprijs van de apparatuur; er moet rekening worden gehouden met afschrijvingen. De periode waarover de apparatuur moet worden afgeschreven is evenwel niet bekend, aangezien geen van partijen in dit verband iets heeft gesteld.
5.21.
Van belang is verder dat uit de door [eiser] overgelegde facturen blijkt dat hij de ‘baikal miners’ destijds voor 345 dollar per stuk heeft aangeschaft, dat de raspberry, de voedingen en de smart plugs [eiser] destijds voor in totaal € 515,93 heeft aangeschaft en dat [eiser] van de switch geen factuur/orderbevestiging heeft overgelegd.
5.22.
Tot slot weegt de kantonrechter mee dat de ‘baikal miners’ op dit moment significant duurder zijn dan hetgeen [eiser] eind 2018 voor zijn baikal miners heeft betaald, hetgeen blijkt uit de door [eiser] overgelegde screenshots van verschillende websites.
5.23.
Alles overwegende stelt de kantonrechter de door [eiser] geleden schade ex aequo et bono vast op een bedrag van in totaal € 5.000,00. Dit bedrag moet Colocenter aan [eiser] betalen. Het meer gevorderde wordt afgewezen.
5.24.
De gevorderde wettelijke handelsrente ex artikel 6:119a BW is niet toewijsbaar, aangezien niet is gesteld of gebleken dat sprake was van een handelsovereenkomst. De wettelijke rente ex artikel 6:119 BW is wel toewijsbaar vanaf 25 februari 2021 tot aan de dag van de algehele betaling.
5.25.
Colocenter heeft te gelden als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij en daarom wordt zij veroordeeld in de proceskosten van [eiser]. Die proceskosten worden tot aan deze uitspraak begroot op € 634,27 aan verschotten (bestaande uit € 507,00 aan griffierecht en € 127,27 aan explootkosten) en € 746,00 aan salaris voor de gemachtigde van [eiser] (bestaande uit twee punten à € 373,00). De apart gevorderde nakosten worden toegewezen als hierna vermeld, aangezien de proceskostenveroordeling hiervoor al een executoriale titel geeft en de kantonrechter van oordeel is dat de nakosten zich vooraf laten begroten.
5.26.
De veroordeling wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard, omdat het verzoek daartoe op de wet is gegrond en er geen redenen zijn het niet in te willigen.
5.27.
Hetgeen verder door partijen is aangevoerd, leidt niet tot een ander oordeel en kan daarom onbesproken blijven.
6. De beslissing
De kantonrechter:
veroordeelt Colocenter om aan [eiser] tegen behoorlijk bewijs van betaling te betalen € 5.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW daarover vanaf 25 februari 2021 tot aan de dag van de algehele betaling;
veroordeelt Colocenter in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [eiser] begroot op:
- -
€ 634,27 aan verschotten;
- -
€ 746,00 aan salaris voor zijn gemachtigde;
en in het geval dat Colocenter niet binnen veertien dagen na de datum van dit vonnis vrijwillig aan het vonnis heeft voldaan, begroot op € 124,00 aan nasalaris. In het geval dat daarna betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, moet het bedrag aan nasalaris nog worden verhoogd met de kosten van betekening;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J.M. van Breevoort en uitgesproken op een openbare terechtzitting.
38671