Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:RBROT:2022:2056

Rechtbank Rotterdam
18-03-2022
28-03-2022
C/10/632446 / KG ZA 22-71
Intellectueel-eigendomsrecht
Kort geding

KG. Maakt de oude distributeur inbreuk op het merkrecht van de nieuwe distributeur door verder te gaan met de handel in Surinaamse kruidenmengsels? Is de distributieovereenkomst met de oude distributeur rechtsgeldig opgezegd?

Rechtspraak.nl

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven

zaaknummer / rolnummer: C/10/632446 / KG ZA 22-71

Vonnis in kort geding van 18 maart 2022

in de zaak van

[eiseres] , H.O.D.N. [naam bedrijf],

gevestigd te [vestigingsplaats 1] ,

eiseres,

advocaat mr. A.J. Verbeek te Ouderkerk aan de Amstel,

tegen

[gedaagde]

,

gevestigd te [vestigingsplaats 2] ,

gedaagde,

advocaat mr. P. Salim te Amsterdam.

Partijen worden hierna [eiseres] en [gedaagde] genoemd.

1. De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

  • -

    de dagvaarding van 16 februari 2022;

  • -

    de 25 producties van [eiseres] ;

  • -

    de 3 producties van [gedaagde] ;

  • -

    de mondelinge behandeling op 4 maart 2022;

  • -

    de pleitnota van [eiseres] ;

  • -

    de pleitnota van [gedaagde] .

1.2.

Ten slotte is vonnis bepaald.

2. De feiten

2.1.

Op 18 januari 1993 heeft [persoon A] (hierna: [persoon A] ) de eenmanszaak ARVA Spices , gevestigd te Paramaribo (Suriname), opgericht. ARVA Spices is een fabrikant van voedingsmiddelen en specerijen, waaronder kruidenmengsels (masala).

2.2.

De kruidenmengsels worden in Nederland in zakjes van 80, 200, 500 en 1.000 gram verkocht.

Tot augustus 2021 werden de zakjes kruidenmengsels van 80 en 200 gram in de volgende verpakking geleverd:

Vanaf augustus 2021 worden de zakjes van 80 en 200 gram, die bestemd zijn voor export, in de volgende verpakking geleverd:

2.3.

Met ingang van september 2016 was [gedaagde] exclusieve distributeur van ARVA Spices in Nederland. De directeur van [gedaagde] is [persoon B] (hierna: [persoon B] ).

2.4.

Op 19 juli 2019 is [persoon A] overleden. De onderneming van ARVA Spices is vanaf januari 2020 is voortgezet door zijn echtgenote [persoon C] (hierna: [persoon C] .

2.5.

Bij brief van 27 mei 2020 heeft de advocaat van ARVA Spices het volgende aan [gedaagde] medegedeeld:

“Hierbij deel ik u namens mijn cliënt mede, dat de heer [persoon A] is overleden, derhalve zijn alle afspraken door hem met u gemaakt of overeengekomen beëindigd. U wordt er opgewezen dat u geen enkele handelingen namens Arva Spices mag verrichten.”

2.6.

ARVA Spices heeft in oktober 2020 [eiseres] toestemming gegeven voor verkoop, als exclusieve distributeur, van de kruidenmixen van ARVA Spices , aanvankelijk voor de Benelux en later voor Europa. In dat kader heeft [eiseres] , met toestemming van ARVA Spices , het door ARVA Spices gebruikte logo ingeschreven als beeldmerk bij zowel het Benelux merkenregister (BOIP) als het Europees merkenregister (EUIPO) voor waren en/of diensten in klasse 30, te weten kruiden en specerijen. Met ingang van 10 maart 2021 en 24 februari 2022 staat [eiseres] geregistreerd als houdster van onderstaand Benelux beeldmerk (nummer 1430870) respectievelijk Uniemerk (nummer 018592399), hierna: de Beeldmerken.

2.7.

Bij brief van 1 september 2021 heeft [eiseres] , met een beroep op haar merkrecht, aan [gedaagde] medegedeeld dat [gedaagde] met de verkoop van kruidenmengsels van ARVA Spices in de Benelux onrechtmatig jegens [eiseres] handelt. [gedaagde] is gesommeerd elke inbreuk op de Beeldmerken te staken en gestaakt te houden.

2.8.

Op 2 september 2021 heeft [gedaagde] aan [eiseres] het volgende WhatsApp-bericht gestuurd:

“Beste meneer, mevrouw,

U kunt naar alle klanten een brief schrijven dat u het merk ARVA SPICES bij de Benelux merken bureau heb laten registeren, dit betekent NIET dat u dan eigenaar van de merknaam ARVA SPICES geworden ben.

Wij zullen evens een brief aan al onze klanten sturen dat zij uw brief direct moeten negeren.

Wij willen graag dat u ons hiervoor voor de rechter sleept en als het zo snel als mogelijk!!!!!!!!!”

2.9.

Vanaf 10 september 2021 heeft eerst de juridisch adviseur en later de advocaat van [eiseres] sommatiebrieven verzonden aan [gedaagde] . [gedaagde] heeft niet schriftelijk gereageerd op die brieven. Op 30 september 2021 heeft er telefonisch contact tussen [gedaagde] en de juridisch adviseur van [eiseres] plaatsgevonden, dat heeft niet geleid tot overeenstemming.

3. Het geschil

3.1.

[eiseres] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:

( i) [gedaagde] te bevelen om met onmiddellijke ingang na betekening van het in dezen te wijzen vonnis te staken en gestaakt te houden iedere directe, indirecte en/of gefaciliteerde inbreuk op de in deze dagvaarding genoemde merkrechten van [eiseres] ( ARVA SPICES merk), waaronder begrepen het staken en gestaakt houden van het vervaardigen, aanbieden, in de handel brengen, invoeren, uitvoeren, of gebruiken, alsmede het voor deze doeleinden in voorraad hebben van de in deze dagvaarding genoemde inbreukmakende ARVA SPICES kruidenmix, en van andere kruidenmixen waarop een teken is aangebracht dat verwarringwekkend overeenstemt met de merken / het merk van [eiseres] ;

( ii) [gedaagde] te veroordelen om op eigen kosten binnen 14 dagen na betekening van het in deze zaak te wijzen vonnis aan de advocaten van [eiseres] schriftelijk opgave te doen, gerangschikt per leverancier, producent of distributeur en commerciële afnemer, welke opgave ter staving vergezeld dient te zijn van goed leesbare en niet-geanonimiseerde kopieën van alle relevante brondocumenten (waaronder in ieder geval maar niet beperkt tot facturen, paklijsten, vrachtbrieven, orders, orderbevestigingen, voorraadadministraties op alle relevante data, douanestukken, e-mails en overige correspondentie) van:

a. de leverancier(s), maker(s), producent(en), distributeur(s), verkoper(s), vervoerder(s) en afnemer(s) (niet zijnde consumenten), van de in deze dagvaarding bedoelde inbreukmakende ARVA SPICES kruidenmix, die door [gedaagde] is aangeboden, in de handel gebracht, ingevoerd, uitgevoerd, gebruikt en/of voor deze doeleinden in voorraad is of is gehouden;

b. het aantal van de in deze dagvaarding bedoelde inbreukmakende ARVA SPICES kruidenmix, die [gedaagde] aan commerciële afnemers en/of aan consumenten heeft aangeboden, verkocht en/of geleverd, onder vermelding van de verkoopprijzen en verkoop-/leverdata;

c. de door [gedaagde] met de verkoop van de in deze dagvaarding bedoelde inbreukmakende ARVA SPICES kruidenmix, behaalde totale bruto-omzet en de behaalde brutowinst;

d. de bij [gedaagde] nog aanwezige voorraad van de inbreukmakende ARVA SPICES kruidenmix, onder vermelding van de locatie waar de inbreukmakende ARVA SPICES kruidenmix zich bevindt;

( iii) [gedaagde] te bevelen om binnen zeven dagen na betekening van het in deze te wijzen vonnis alle inbreukmakende ARVA SPICES kruidenmix terug te halen bij haar afnemers c.q. derden, niet zijnde particulieren, onder vergoeding aan bedoelde afnemers c.q. derden van de daarmee gepaard gaande (verzend)kosten en deze binnen dezelfde tennijn aan [eiseres] af te staan, ter vernietiging op kosten van [gedaagde] , zonder dat [eiseres] daarvoor een vergoeding verschuldigd is;

( iv) [gedaagde] te bevelen, met onmiddellijke ingang, dat zij geen onjuiste en/of misleidende en/of onrechtmatige mededelingen meer zal doen over [naam bedrijf] en haar rechten in het merk ARVA SPICES alsmede om [gedaagde] te veroordelen om binnen zeven dagen na betekening van het in deze te wijzen vonnis aan al haar afnemers, voor zover bekend, in een voor de geadresseerde begrijpelijke taal, een brief te zenden met uitsluitend de volgende inhoud:

“Geachte _________,

Bij vonnis van _________ [datum vonnis] heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank te Rotterdam beslist dat de aan u geleverde kruidenmix Arva Spices inbreuk maken op de ( ARVA SPICES ) merkrechten van [naam bedrijf] . In verband hiermee verzoeken wij u binnen zeven dagen na heden de bij u nog aanwezige voorraad van deze Arva Spices aan ons te retourneren, vergezeld van een schriftelijke verklaring dat er geen zakjes Arva Spices meer in uw vestiging aanwezig zijn. Door u gemaakte kosten, waaronder verzendkosten, zullen door ons worden vergoed. Voor de goede orde wijzen wij erop dat het in voorraad houden en/of verhandelen van bovengenoemde Arva Spices kruidenmix inbreuk maakt op de merkrechten van [naam bedrijf] .

Hoogachtend,”,

onder gelijktijdige toezending van kopieën van deze brief alsmede een lijst van geadresseerden met volledige adresgegevens aan de advocaat van [eiseres] ;

( v) het gevorderde onder (i) tot en met (iv) op straffe van een direct opeisbare dwangsom;

(vi) [gedaagde] te veroordelen tot betaling van € 3.500,00 bij wijze van voorschot op de volledige schadevergoeding welke zal worden vastgesteld in een nog in te stellen schadestaat procedure;

(vii) [gedaagde] te veroordelen tot betaling van de werkelijke, redelijke en evenredige proceskosten, overeenkomstig het bepaalde in artikel 1019h Rv, die [eiseres] heeft moeten maken, althans een door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen gedeelte daarvan, één en ander te vermeerderen met de nakosten, waaronder de kosten van betekening, één en ander te voldoen binnen twee weken na dagtekening van het vonnis, en – indien de voldoening van die kosten niet plaatsvindt binnen deze termijn – te vermeerderen met de wettelijke rente over de kosten te rekenen vanaf twee weken na dagtekening van het vonnis.

3.2.

[gedaagde] voert verweer.

3.3.

Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4. De beoordeling

4.1.

Uitgaande van de stelling van [eiseres] dat zij, als gevolg van de in haar ogen voortdurende inbreuk op haar merkrechten door [gedaagde] , doorlopende schade lijdt en de gevraagde voorzieningen ertoe strekken een einde te maken aan die onrechtmatige handelingen, is het spoedeisend belang bij de direct uit die stellingen voortvloeiende of daarmee samenhangende vorderingen (i), (iii), (iv) en (v) voldoende gegeven.

4.2.

Vaststaat dat [eiseres] , met toestemming van ARVA, het beeldmerk ARVA Spices zoals weergegeven in 2.6. heeft ingeschreven als Benelux-merk en als Uniemerk. De oppositietermijn van die inschrijvingen is inmiddels verstreken en [eiseres] staat thans geregistreerd als houdster van de Beeldmerken. Op grond daarvan is [gedaagde] in beginsel gehouden zich te onthouden van handelingen die inbreuk maken op de merkrechten van [eiseres] .

4.3.

[gedaagde] doet een beroep op de volgens haar nog bestaande distributieovereenkomst met ARVA Spices . Zij voert aan dat zij zich, in het kader van de distributieovereenkomst, jarenlang heeft ingespannen en grote investeringen heeft gepleegd om de naamsbekendheid van het merk ARVA Spices in Nederland te vergroten. Toen [persoon B] , de directeur van [gedaagde] , in mei 2020 vernam dat [persoon C] de distributieovereenkomst niet wenste voort te zetten, heeft hij zijn ongenoegen daarover uitgesproken jegens [persoon D] , de schoonzoon van [persoon C] en tevens werkzaam bij ARVA Spices . Vervolgens heeft ARVA Spices de leveringen aan [gedaagde] voortgezet. Nog daargelaten dat ARVA Spices daarmee kennelijk op de opzegging is teruggekomen, geldt dat ARVA Spices gezien de jarenlange samenwerking, volgens de eisen van redelijkheid en billijkheid de distributieovereenkomst met [gedaagde] bij gebrek aan een zwaarwegende grond niet zomaar mocht opzeggen.

Naar grote mate van waarschijnlijkheid zal in een bodemprocedure worden geoordeeld dat de distributieovereenkomst tussen [gedaagde] en ARVA Spices nog steeds geldt, zodat [gedaagde] de aangewezen partij is om in samenspraak met ARVA Spices de Beeldmerken in te schrijven. ARVA Spices heeft de Beeldmerken, waarvan de naamsbekendheid dankzij [gedaagde] is ontwikkeld, ten onrechte gegund aan [eiseres] , een bedrijf waarvan de eigenaar een familielid is van [persoon C] . Tegen die achtergrond hebben zowel ARVA Spices als [eiseres] de merkenregistraties te kwader trouw aangevraagd en zijn de inschrijvingen nietig. Een en ander dient in een bodemprocedure te worden uitgezocht, zodat de zaak niet geschikt is voor behandeling in kort geding, aldus [gedaagde] .

4.4.

Op grond van artikel 256 Rv kan de voorzieningenrechter de gevraagde voorziening weigeren, wanneer de zaak niet geschikt is om in kort geding te worden beslist. Van deze bevoegdheid dient de rechter terughoudend gebruik te maken. Het enkele feit dat er geschilpunten openstaan waarover in een bodemprocedure dient te worden beslist, vormt geen reden om in kort geding de voorziening te weigeren.

4.5.

De stelling van [gedaagde] dat de opzegging van ARVA Spices niet rechtsgeldig was, omdat er geen voldoende zwaarwegende grond voor opzegging bestond, wordt niet gevolgd. Vooropgesteld wordt dat ARVA Spices en [gedaagde] in de distributieovereenkomst blijkbaar niets hebben afgesproken over de mogelijkheid en wijze van opzegging. Daaruit vloeit in beginsel voort dat ieder van partijen bevoegd is de overeenkomst op te zeggen.

In het Latour-arrest van 3 december 1999 (ECLI:NL:HR:1999:AA3821) heeft de Hoge Raad bepaald dat, ook indien uit de aard van een specifieke distributieovereenkomst zou volgen dat zij in beginsel zonder meer opzegbaar is, de eisen van redelijkheid en billijkheid in verband met de concrete omstandigheden van het geval kunnen meebrengen dat opzegging slechts tot beëindiging van de overeenkomst leidt indien een voldoende zwaarwegende grond voor opzegging bestaat. In het arrest van 14 juni 2013 (ECLI:NL:HR:2013:BZ4163, Auping / Beverslaap) is geoordeeld dat de concrete omstandigheden – een handelsrelatie van 8,5 jaar en een distributeur die voor zijn omzet sterk afhankelijk was van die relatie – niet voldoende waren om te rechtvaardigen dat voor de opzegging een zwaarwegende grond moest worden gegeven. Gelet op die maatstaf, hoefde ARVA Spices naar voorlopig oordeel geen zwaarwegende grond aan haar opzegging ten grondslag te leggen. Ten tijde van de opzegging was sprake van een handelsrelatie van slechts 3,5 jaar. Dat [gedaagde] forse investeringen heeft gepleegd ten behoeve van de distributieovereenkomst, heeft zij niet onderbouwd of geconcretiseerd en ligt, zonder nadere toelichting over de achtergrond daarvan (die ontbreekt), in haar risicosfeer.

4.6.

Duidelijk is dat ARVA Spices na de opzegging van de distributieovereenkomst met [gedaagde] haar kruidenmengsels is blijven leveren aan [gedaagde] . De stelling van [eiseres] dat [gedaagde] de kruidenmengsels van ARVA Spices in grote aantallen lokaal in Suriname (goedkoop) inkoopt voor de verkoop in Nederland en daarmee profiteert van het koersverschil van de Surinaamse dollar ten opzichte van de Euro, is niet juist. Blijkens overgelegde facturen koopt [gedaagde] de kruidenmengsels rechtstreeks van ARVA Spices in Suriname. Ter zitting heeft [gedaagde] de bestelde verpakkingen ook getoond. Dat zijn de oude verpakkingen zoals weergegeven in 2.2.

Tegen de achtergrond van de schriftelijke opzegging van de distributieovereenkomst, leidt het feit dat ARVA Spices is blijven doorleveren aan [gedaagde] niet zonder meer tot de conclusie dat de distributieovereenkomst is voortgezet. Levering kan immers ook plaatsvinden zonder het bestaan van een distributieovereenkomst en [gedaagde] heeft verder geen feiten of omstandigheden aangevoerd waaruit blijkt dat [gedaagde] er gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat zij nog steeds de exclusieve distributeur van ARVA Spices (voor Nederland, de Benelux en Europa) was. Dat klemt temeer, nu gesteld noch gebleken is dat [gedaagde] , toen zij erachter kwam dat ARVA Spices rechten aan [eiseres] had verleend, ARVA Spices daarop heeft aangesproken.

4.7.

Op basis van het hiervoor overwogene is voldoende aannemelijk dat in een bodemprocedure wordt geoordeeld dat de distributieovereenkomst tussen ARVA Spices en [gedaagde] is geëindigd als gevolg van de opzegging door ARVA Spices . Dat betekent dat van een te kwader trouwe registratie van de Beeldmerken door [eiseres] geen sprake is. Daarvan uitgaande en in aanmerking nemende dat [gedaagde] de kruidenmengsels van ARVA Spices waarop de Beeldmerken zijn afgebeeld in Nederland verkoopt, wordt geoordeeld dat [gedaagde] inbreuk maakt op het op 10 maart 2021 tot stand gekomen merkrecht van [eiseres] .

4.8.

Vordering (i) wordt toegewezen in die zin dat [gedaagde] wordt bevolen om, met onmiddellijke ingang na betekening van dit vonnis, het aanbieden en in de handel brengen van de kruidenmixen van het merk Arva Spices in Nederland, alsmede het voor deze doeleinden in voorraad hebben, te staken en gestaakt te houden.

Het overige onder (i) gevorderde wordt afgewezen. Nu van verkoop in andere landen in Europa niet is gebleken, heeft [eiseres] geen belang bij een inbreukverbod buiten Nederland. Vervaardiging door [gedaagde] van de kruidenmengsels van ARVA Spices is niet aan de orde. Het invoeren en uitvoeren van de kruidenmixen in het kader van verkoop buiten Europa is toegestaan. Het verbod op gebruik van de kruidenmengsels is te algemeen om toe te wijzen. Tot slot is niet gebleken dat [gedaagde] andere kruidenmixen verhandelt waarop een teken is aangebracht dat verwarringwekkend overeenstemt met de merken van [eiseres] .

4.9.

Vordering (iii) wordt toegewezen in die zin dat [gedaagde] wordt bevolen om van alle na 10 maart 2021 verkochte kruidenmengsels van het merk ARVA Spices de nog aanwezige voorraad bij haar afnemers (niet zijnde particulieren) terug te halen, onder vergoeding aan die afnemers van de daarmee gepaard gaande (verzend)kosten. Daarvoor wordt haar een termijn van 14 dagen na betekening van dit vonnis gegund. Er is geen grond om van [gedaagde] te verlangen die voorraad aan [eiseres] ter vernietiging af te staan. [gedaagde] heeft de kruidenmengsels gekocht van ARVA Spices . Dat is toegestaan, zolang [gedaagde] die producten niet verhandelt in Europa. Voor [gedaagde] blijft de mogelijkheid openstaan om de kruidenmixen alsnog te verkopen buiten Europa.

4.10.

[eiseres] heeft gesteld dat [gedaagde] bij haar afnemers de indruk wekt dat zij gerechtigd is de kruidenmixen van ARVA Spices te verkopen. Deze stelling heeft [gedaagde] niet betwist en vindt steun in het bericht dat [gedaagde] aan [eiseres] heeft verzonden op 2 september 2021 (zie 2.8.). [eiseres] heeft daarom recht en belang bij toewijzing van het onder (iv) gevorderde bevel om geen onjuiste, misleidende en/of onrechtmatige mededelingen te doen over [eiseres] en haar rechten op het beeldmerk ARVA Spices . Daarnaast wordt [eiseres] veroordeeld tot het zenden van een recall-brief aan afnemers met de inhoud zoals door [eiseres] is verzocht, zij het dat de laatste zin in die tekst met betrekking tot een mogelijke inbreuk op de merkrechten van [eiseres] door de betreffende afnemers niet nodig is. De afnemers zijn immers geen partij in deze procedure.

[gedaagde] dient daarnaast een kopie van de verzonden brieven alsmede een lijst van geadresseerden met volledige adresgegevens aan de advocaat van [eiseres] te verstrekken. [gedaagde] heeft terecht gesteld te vrezen dat zij op die wijze haar distributienetwerk prijsgeeft aan [eiseres] . Het bevel strekt ertoe dat [eiseres] in staat is te controleren of [gedaagde] zich houdt aan het bevel. Het is niet de bedoeling dat [eiseres] profiteert van de klantgegevens van [gedaagde] . Om die reden wordt het bevel gegeven onder de voorwaarde dat de advocaat van [eiseres] jegens [eiseres] geheimhouding betracht over de gegevens van de afnemers.

4.11.

Gezien de onwillige houding van [gedaagde] heeft [eiseres] belang bij een aan de toe te wijzen vorderingen te verbinden dwangsom. Die dwangsom wordt beperkt tot € 250,00 per dag of dagdeel dat [eiseres] niet voldoet aan een bevel of veroordeling, totdat een maximum is bereikt van € 5.000,00 per bevel of veroordeling.

4.12.

De vordering onder (vi) betreft een voorschot op schadevergoeding. Met betrekking tot een geldvordering in kort geding is terughoudendheid bij toewijzing op zijn plaats. Bij de beoordeling speelt een rol of de vordering voldoende aannemelijk is, of een onmiddellijke voorziening vereist is en of er een restitutierisico is.

[eiseres] heeft haar schade onvoldoende onderbouwd. Zij heeft enkel een door haarzelf opgemaakt overzicht verstrekt van de behaalde omzet in de periode van september tot en met december 2021 en die vergeleken met de omzet in dezelfde maanden in 2020. Aan dat overzicht wordt geen waarde gehecht. Daar is geen accountant of boekhouder bij betrokken geweest, omzetverlies is niet hetzelfde als schade en het is maar de vraag of een vergelijking met de omzet van eind 2020 terecht is, omdat [eiseres] op dat moment nog geen houdster van het Benelux beeldmerk was. Verder heeft [eiseres] het spoedeisend belang bij deze vordering niet aannemelijk gemaakt. Zij voert weliswaar aan dat zij zich, als eenmanszaak, in een financieel kwetsbare positie bevindt, maar onderbouwt dat niet. Het gevorderde voorschotbedrag wordt daarom afgewezen.

4.13.

De vordering onder (ii) tot het verstrekken van informatie door [gedaagde] over kort gezegd haar handelsrelaties en afnemers, de verkoopaantallen, de behaalde omzet en winst alsmede de nog aanwezige voorraad van kruidenmixen van het merk ARVA Spices wordt eveneens afgewezen. Deze vordering strekt er in feite toe de omvang van de door [eiseres] geleden schade als gevolg van de inbreuk door [gedaagde] vast te stellen. Niet valt in te zien waarom voor de beoordeling van deze vordering een beslissing in de bodemprocedure niet kan worden afgewacht. Bovendien is de vordering ruim geformuleerd en ook niet beperkt in tijd, zodat het te ver voert om deze vordering in kort geding toe te wijzen.

4.14.

Aangezien [gedaagde] terecht door [eiseres] in rechte is betrokken – er is immers sprake van een inbreuk door [gedaagde] op het merkrecht van [eiseres] –, wordt [gedaagde] veroordeeld in de proceskosten. [eiseres] heeft op de voet van artikel 1019h Rv de werkelijke proceskosten gevorderd en deze berekend op € 11.275,50. Ter zitting heeft [gedaagde] gemotiveerd verweer gevoerd tegen de hoogte van de opgevoerde kosten en aangevoerd dat een deel van de gevorderde kosten de dubbele redelijkheidstoets niet doorstaat. [gedaagde] heeft aannemelijk gemaakt dat er nogal wat valt af te dingen op het kostenoverzicht van [eiseres] . Gelet daarop en in aanmerking nemende dat niet alle vorderingen van [eiseres] worden toegewezen, ziet de voorzieningenrechter aanleiding bij de proceskostenbegroting aansluiting te zoeken bij het liquidatietarief dat geldt voor een eenvoudig kort geding en dat € 6.000,00 bedraagt.

De kosten aan de zijde van [eiseres] worden daarmee begroot op:

- betekening oproeping € 108,41

- griffierecht € 1.301,00

- salaris advocaat € 6.000,00

Totaal € 7.409,41

4.15.

De gevorderde veroordeling in de nakosten is in het kader van deze procedure slechts toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment reeds kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.

4.16.

[eiseres] heeft niets verzocht omtrent de in artikel 1019i Rv bedoelde redelijke termijn voor het instellen van de eis in de hoofdzaak. De voorzieningenrechter bepaalt die termijn ambtshalve op 2 maanden, te rekenen vanaf de datum van dit vonnis.

5. De beslissing

De voorzieningenrechter:

5.1.

beveelt [gedaagde] om, met onmiddellijke ingang na betekening van dit vonnis, het aanbieden en in de handel brengen van de kruidenmixen van het merk Arva Spices in Nederland, en het voor deze doeleinden in voorraad hebben, te staken en gestaakt te houden;

5.2.

beveelt [gedaagde] om, binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis, van alle na 10 maart 2021 verkochte kruidenmengsels van het merk ARVA Spices de nog aanwezige voorraad bij haar afnemers (niet zijnde particulieren) terug te halen, onder vergoeding aan die afnemers van de daarmee gepaard gaande (verzend)kosten;

5.3.

beveelt [gedaagde] om, met onmiddellijke ingang na betekening van dit vonnis, geen onjuiste en/of misleidende en/of onrechtmatige mededelingen te doen over [eiseres] en haar rechten op het beeldmerk ARVA Spices ;

5.4.

veroordeelt [gedaagde] om, binnen 7 dagen na betekening van dit vonnis aan al haar afnemers (niet zijnde particulieren), voor zover bekend, in een voor de geadresseerde begrijpelijke taal, een brief te zenden met uitsluitend de volgende inhoud:

“Geachte _________,

Bij vonnis van 18 maart 2022 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank te Rotterdam beslist dat de aan u geleverde kruidenmix Arva Spices inbreuk maken op de ‘ ARVA Spices ’ merkrechten van [naam bedrijf] . In verband hiermee verzoeken wij u binnen zeven dagen na heden de bij u nog aanwezige voorraad van deze Arva Spices aan ons te retourneren, vergezeld van een schriftelijke verklaring dat er geen zakjes Arva Spices meer in uw vestiging aanwezig zijn. Door u gemaakte kosten, waaronder verzendkosten, zullen door ons worden vergoed.

Hoogachtend,”

onder gelijktijdige toezending van een kopie van deze brieven alsmede een lijst van geadresseerden met volledige adresgegevens aan de advocaat van [eiseres] , waarbij de advocaat van [eiseres] jegens [eiseres] geheimhouding dient te betrachten over de gegevens van de afnemers;

5.5.

veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] een dwangsom te betalen van € 250,00 voor iedere dag of gedeelte daarvan dat zij niet aan één van de in 5.1. t/m 5.4. uitgesproken bevelen dan wel veroordeling voldoet, tot een maximum van € 5.000,00 (per bevel of veroordeling) is bereikt;

5.6.

veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van [eiseres] tot op heden begroot op € 7.409,41, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van voldoening;

5.7.

veroordeelt [gedaagde] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 163,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat er betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 85,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de nakosten met ingang van 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van voldoening;

5.8.

bepaalt de termijn als bedoeld in artikel 1019i Rv op 2 maanden, te rekenen vanaf de datum van dit vonnis;

5.9.

verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;

5.10.

wijst het meer of anders gevorderde af.

Dit vonnis is gewezen door mr. P. de Bruin en in het openbaar uitgesproken op 18 maart 2022.

2091 / 2009

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.