4. De beoordeling
in conventie en in reconventie
4.1De kantonrechter ziet, gezien de nauwe feitelijke samenhang tussen beide aanleiding het geschil in conventie en dat in reconventie hierna gezamenlijk te behandelen.
4.2Nadat de kantonrechter ter mondelinge behandeling haar bevoegdheid aan de orde had gesteld, is van de zijde van Cortado uitdrukkelijk verklaard dat zij haar vordering beperkt tot € 25.000,- en afstand doet van het meerdere. Daarmee is, gelet op artikel 93 sub a Rv, de bevoegdheid van de kantonrechter de zaak te behandelen en te beslissen gegeven.
4.3Partijen worden met name verdeeld gehouden door het antwoord op de vragen of (a) de oorspronkelijk aan [gedaagde] opgedragen werkzaamheden zijn opgeleverd en (b) of daarnaast aanvullende werkzaamheden aan hem zijn opgedragen en zo ja, welke.
4.4De kantonrechter overweegt, met het oog op artikel 7:758 BW, dat een aangenomen werk als opgeleverd wordt beschouwd na de aanvaarding daarvan door de opdrachtgever. Dat brengt mee dat de aannemer die meent dat het werk is voltooid, de opdrachtgever zal moeten mededelen dat het werk klaar is om te worden opgeleverd waarna het werk binnen een redelijke termijn moet worden gekeurd.
4.5Volgens Cortado heeft [gedaagde] haar eerst op 26 september 2018 te kennen gegeven dat de werkzaamheden waarop de aannemingsovereenkomst ziet, waren afgerond, hetgeen niet het geval was, waarna Cortado bij brief van 15 oktober 2018 (productie 4 bij dagvaarding) [gedaagde] een overzicht van alle klachten heeft doen toekomen. Vervolgens heeft [gedaagde] Cortado toegezegd de bestaande gebreken te zullen oplossen voor 28 november 2018, hetgeen niet is geschied, ook niet nadat hij daartoe nog is aangemaand. Aldus Cortado.
4.6
[gedaagde] heeft hiervan (onder punt 23 e.v. van zijn conclusie) gesteld dat de bedoelde werkzaamheden (wel degelijk) binnen vier weken, op 22 augustus 2018, waren afgerond, getuige ook het feit dat Cortado de aanneemsom volledig heeft voldaan en het feit dat de espressobar kort daarna, op 1 september 2018, is opengegaan, met dien verstande dat partijen daarna wel hebben gesproken over werkzaamheden die nog moesten worden afgerond of in de visie van Cortado moesten worden verbeterd. Daarvan is het echter niet meer gekomen omdat [gedaagde] zijn werkzaamheden per 14 september 2018 heeft opgeschort omdat Cortado betaling weigerde van de per die datum met betrekking tot de aanvullende werkzaamheden volgens zijn factuur van 31 augustus 2018 (zie 2.2) verschuldigde termijn van € 7.714,28. Aldus [gedaagde].
4.7Uit het voorgaande volgt naar het oordeel van de kantonrechter dat het werk waarop de aannemingsovereenkomst van 25 juli 2018 ziet, op 22 augustus 2018, 14 september 2018 noch nadien werd opgeleverd. Uit de eigen stellingen van [gedaagde] blijkt immers dat op het moment dat die werkzaamheden in zijn optiek waren afgerond, op 22 augustus 2018, dit niet naar tevredenheid van Cortado was, terwijl daaruit ook blijkt dat hij dat herstel nadien niet meer ter hand heeft genomen omdat hij van mening was dat Cortado ten onrechte weigerde hem een bedrag van € 7.714,28 te betalen voor de aanvullend opgedragen werkzaamheden. De omstandigheid dat Cortado de aanneemsom van € 9.680,- heeft betaald, biedt naar het oordeel van de kantonrechter onvoldoende steun voor de stelling van [gedaagde] dat hij zijn werkzaamheden op 22 augustus 2018 heeft afgerond, met name gezien het feit dat (zie 2.4) Cortado de laatste (derde) termijn al op 16 augustus 2018 aan hem had betaald, derhalve nog ruim voordat de werkzaamheden (ook) volgens [gedaagde] waren afgerond.
4.8Het hiervoor overwogene brengt met zich dat [gedaagde] ten onrechte jegens Cortado zijn verplichting tot het (alsnog) deugdelijk opleveren van het werk waarop de op 25 juli 2018 gesloten aannemingsovereenkomst ziet, heeft opgeschort op de grond dat Cortado ten onrechte geweigerd zou hebben hem een bedrag van € 7.714,28 voor de volgens [gedaagde] opgedragen aanvullende werkzaamheden te betalen. Voor dat oorspronkelijk opgedragen werk had Cortado -ook volgens [gedaagde]- immers reeds volledig betaald, zelfs (zie 4.7) ruim voordat het werk volgens [gedaagde] (op 22 augustus 2018) (en volgens Cortado nimmer) was afgerond. Het door [gedaagde] gedane beroep op opschorting en schuldeisersverzuim aan de zijde van Cortado mist in zoverre dan ook doel. Dit overigens nog daargelaten de vraag of [gedaagde] het beroep op opschorting destijds behoorlijk aan Cortado heeft kenbaar gemaakt.
4.9Hoewel Cortado bij conclusie van antwoord in reconventie nog uitdrukkelijk had betwist dat zij naast de werkzaamheden waarop de aannemingsovereenkomst van 25 juli 2018 ziet, [gedaagde] aanvullende werkzaamheden heeft opgedragen, die op regiebasis zouden worden gefactureerd, heeft zij in haar laatste conclusie gesteld dat zij [gedaagde] na augustus 2018 wat losse, aanvullende opdrachten heeft gegeven, te weten voor de afzuigkap inclusief de pijp en de verlichting (voor een bedrag van € 500,-), voor de spoelbak en de kraan (voor een bedrag van € 200,-) en voor formica (voor een bedrag van € 300,-). Voor het overige heeft Cortado volhard in haar standpunt dat geen opdracht is gegeven voor meerwerk.
4.10De kantonrechter overweegt dat het gelet op de gemotiveerde betwisting door Cortado van de aard en omvang van het meerwerk dat zij hem zou hebben opgedragen -volgens haar ging [gedaagde] steeds zo te werk dat hij eerst de boel sloopte en vervolgens meer geld eiste en meerwerk claimde, anders zou hij de hele boel in gesloopte toestand achterlaten- het hier op de weg van [gedaagde] zou hebben gelegen nader concreet te maken en zoveel mogelijk te onderbouwen dat, wanneer en door wie namens Cortado het door hem gestelde meerwerk aan hem is opgedragen en waaruit dat blijkt. Een dergelijke nadere toelichting heeft hij in zijn conclusie van antwoord echter niet verstrekt en ook niet ter gelegenheid van de op 11 november 2018 gehouden mondelinge behandeling, terwijl [gedaagde] de hem geboden gelegenheid hieraan daarna bij (antwoord)conclusie invulling te geven evenzeer onbenut heeft gelaten. Hij heeft, sterker nog, in het geheel niet meer gereageerd.
4.11Dat alles heeft tot gevolg dat niet is komen vast te staan dat Cortado [gedaagde] bovenop het werk waarop de aannemingsovereenkomst van 25 juli 2018 ziet en afgezien van de door Cortado erkende aanvullende opdrachten (zie 4.9) opdracht heeft gegeven (meer)werk te verrichten. Het andersluidende standpunt van [gedaagde] wordt als onvoldoende onderbouwd verworpen. Aan bewijslevering op dit onderdeel wordt daarom niet toegekomen.
4.12Gezien het voorgaande luidt de tussenconclusie dat Cortado [gedaagde] opdracht heeft gegeven tot het verrichten van de in de aannemingsovereenkomst van 25 juli 2018 bedoelde werkzaamheden en van de onder 4.9 bedoelde werkzaamheden, tezamen voor een bedrag van (€ 9.680,- plus € 500,- plus € 200,- plus € 300,-, derhalve) € 10.680,-, terwijl vast staat dat zij hem (zie 2.4) een bedrag van € 18.380,- heeft betaald.
4.13Voorts kan aan de hand van de onder 2.4 opgesomde betalingen worden vastgesteld dat Cortado op het moment dat [gedaagde], naar hij heeft gesteld maar ondanks de door Cortado gedane betwisting niet heeft onderbouwd, zich op 14 september 2018 jegens Cortado zou hebben beroepen op een opschortingsrecht om reden dat zij haar betalingsverplichtingen jegens hem niet zou nakomen, reeds een bedrag van € 17.680,- (de som van de bedragen a tot en met f) had betaald terwijl hiervoor is vastgesteld dat haar betalingsverplichting niet verder reikte dan een bedrag van € 10.680,- en overigens vast staat (zie hiervoor 2.4) dat Cortado ook na de datum waarop [gedaagde] zich jegens haar op een opschortingsrecht zou hebben beroepen, nog betalingen aan hem heeft gedaan. Het voorgaande betekent dat ook ten aanzien van het meerwerk niet is gebleken van een deugdelijke grond voor opschorting. In dat opzicht mist het door [gedaagde] gedane beroep op opschorting en schuldeisersverzuim aan de zijde van Cortado dus eveneens doel.
4.14Uit zowel de eigen stellingen van [gedaagde] alsook uit de in zoverre niet bestreden en met stukken onderbouwde toelichting van Cortado blijkt dat [gedaagde] ondanks herhaalde aanmaning en ingebrekestelling het overeengekomen werk niet heeft afgemaakt dan wel hersteld en opgeleverd. Hij is dan ook jegens Cortado in verzuim komen te verkeren. Met recht heeft zij dan ook jegens [gedaagde] een zogenoemde omzettingsverklaring als bedoeld in artikel 6:87 lid 1 BW uitgebracht, waardoor zijn verplichting het overeengekomen werk alsnog deugdelijk op te leveren is omgezet in een tot vervangende schadevergoeding.
4.15Teneinde de kwaliteit en waarde van het (wel) door [gedaagde] geleverde werk en de eventuele herstelkosten vast te stellen heeft Cortado [bedrijf] ingeschakeld. Deze heeft [gedaagde], zo heeft Cortado met stukken onderbouwd gesteld en is door hem ook niet betwist, bij aangetekende brief van 13 september 2019 uitgenodigd bij de inspectie van het werk op 23 september 2019 aanwezig te zijn. [gedaagde] heeft niet betwist deze brief te hebben ontvangen (of, met het oog op artikel 3:37 lid 3 BW, gesteld deze niet te hebben ontvangen door een omstandigheid die niet voor zijn risico komt), zodat de kantonrechter het ervoor houdt dat deze uitnodiging hem destijds heeft bereikt. Vast staat voorts dat [gedaagde] geen gebruik heeft gemaakt van de hem daarin geboden mogelijkheid bij de inspectie van [bedrijf] aanwezig te zijn en zijn zienswijze aan deze deskundige daarbij kenbaar te maken, terwijl ook niet is gesteld of gebleken dat hij toen heeft kenbaar gemaakt op genoemde datum verhinderd te zijn. Deze keuze van [gedaagde] komt voor zijn rekening en risico.
4.16Uit het vervolgens door [bedrijf] op 14 oktober 2019 opgemaakte en van foto’s voorziene rapport van expertise (productie 9 bij dagvaarding) blijkt onder meer dat een deel van de door [gedaagde] in zijn factuur van 31 augustus 2018 opgesomde werkzaamheden niet werd uitgevoerd en dat de overige gefactureerde werkzaamheden óf gebrekkig óf deels zijn uitgevoerd en niet zoals men mag verwachten van een redelijk handelend en redelijk bekwaam vakman. Het gaat meer bepaald om de spoelbak boven de vaatwasser, die scheef is gemonteerd en los hangt, om de boven die spoelbak geplaatste kraan, die niet goed is gemonteerd en aangesloten, om het achterwege laten van een kitvoeg bij de wand- en vloertegels, om het ‘uiterst ondeskundig’ aanbrengen van de nieuwe hoekbar, de balie bij de taartkoeling en het werkblad bij de koffiemachine, dit met gebruikmaking van ruw en onafgewerkt hout, waardoor de hygiëne in de keuken en het restaurant niet gewaarborgd kan worden, om de kraan achter de taartkoeling, die los zit en niet voorzien is van warm water, om het ondeugdelijk aanbrengen van de gehele elektra-installatie, welke ‘op geen enkele wijze’ voldoet aan de van toepassing zijnde NEN1010-norm en voor een uiterst gevaarlijke situatie zorgt, om het niet deugdelijk aanbrengen en afwerken van plinten, en om het niet volledig en deugdelijk aanbrengen van het warmwaterleidingsysteem.
4.17Deze deskundige heeft, aan de hand van de werkzaamheden als genoemd in de aannemingsovereenkomst 25 juli 2018 en de factuur van 31 augustus 2018 de omvang van de kosten van de niet uitgevoerde werkzaamheden vastgesteld op € 5.857,- exclusief btw, welk bedrag is opgebouwd uit de volgende posten (alle exclusief btw):
ten onrechte geoffreerde 39 m2 tegelwerk: € 1.365,-
het niet inleggen van circa 10 m2 vloer: € 185,-
het niet realiseren van 6 zitbanken: € 1.782,-
het niet schuren van 85 m2 houten vloer: € 1.150,-
het niet realiseren van 9 stuks bloembakken: € 1.375,-
4.18Voorts heeft [bedrijf] de (herstel)kosten van de door [gedaagde] deels of gebrekkig uitgevoerde werkzaamheden geraamd op een bedrag van € 10.675,- exclusief btw, welk bedrag is opgebouwd uit de volgende posten (alle eveneens exclusief btw):
spoelbak deugdelijk bevestigen: € 110,-
kraan spoelbak deugdelijk plaatsen: € 90,-
wand- en vloertegels voorzien van kitvoeg: € 260,-
bar en balies slopen en vervangen: € 8.380,-
vervangen/herstellen elektra-installatie: € 1.250,-
warmwaterinstallatie completeren: € 475,-
plinten herstellen en afwerken: € 110,-
4.19Volgens [gedaagde] is deze rapportage ondeugdelijk omdat niet beide partijen daarvoor opdracht hebben gegeven en in de gelegenheid zijn gesteld om informatie te verstrekken en hun standpunt ten aanzien van de werkzaamheden kenbaar te maken aan de deskundige. Nu het Cortado is geweest die deze deskundige heeft ingeschakeld en daarvoor heeft betaald terwijl [gedaagde] niet gekend is in de keuze voor deze deskundige en bij het onderzoek niet is betrokken, is de rapportage van generlei waarde. Aldus [gedaagde].
4.20Hierin volgt de kantonrechter [gedaagde] echter niet. Daartoe stelt zij voorop dat hij niet heeft bestreden, en dat daarom als vaststaand geldt, dat [bedrijf] deskundig is als het aankomt op de vraag of, en zo ja in hoeverre, werkzaamheden als door [gedaagde] verricht aan de daaraan te stellen eisen voldoen. Hetzelfde geldt voor de door [bedrijf] uitgevoerde raming van de waarde van het door [gedaagde] geleverde werk en van de kosten om het door hem niet (volledig) respectievelijk niet deugdelijk uitgevoerde werk (alsnog) te voltooien respectievelijk te herstellen.
4.21Voorts brengt de enkele omstandigheid dat Cortado [bedrijf] heeft ingeschakeld -zoals door haar gemachtigde overigens ook reeds bij brief van 8 april 2019 (zie 2.3) was aangekondigd- en (opdrachtgever) Cortado deze deskundige ook heeft betaald, niet met zich dat reeds daarom getwijfeld moet worden aan de deugdelijkheid en onafhankelijkheid van de rapportage. De omstandigheid dat de zienswijze van [gedaagde] niet betrokken is bij de rapportage, vormt voor de kantonrechter op zich evenmin aanleiding te twijfelen aan de juistheid van de bevindingen van [bedrijf], te minder nu dit -zie hiervoor- te herleiden is tot de omstandigheid dat [gedaagde] niet is ingegaan op de uitnodiging aanwezig te zijn bij de inspectie. Daarnaast stelt de kantonrechter vast dat [gedaagde], ondanks dat deze rapportage hem reeds bij brief van 19 november 2019 (productie 10 bij dagvaarding) is toegezonden, geen inhoudelijke argumenten, laat staan argumenten gesteund door een verklaring van een andere deskundige, heeft gesteld tegenover de bevindingen van [bedrijf], terwijl dit in het kader van zijn betwisting van de door Cortado met dit deskundigenrapport onderbouwde vordering wel op zijn weg had gelegen. Dat alles leidt ertoe dat de kantonrechter de rapportage van [bedrijf] tot uitgangspunt neemt bij de verdere beoordeling.
4.22
[bedrijf] heeft de waarde van de door [gedaagde] niet uitgevoerde werkzaamheden gesteld op een bedrag van € 5.857,- exclusief btw (zie 4.17). Daarin zijn echter ook posten begrepen die volgens Cortado niet zijn overeengekomen, in de aannemingsovereenkomst van 25 juli 2018 (zie 2.1) noch als aanvullende opdrachten (zie 4.9). Dat betreft de posten c tot en met e genoemd onder 4.17. De kantonrechter stelt dan ook vast dat de waarde van de wel overeengekomen maar niet uitgevoerde werkzaamheden een bedrag van (€ 1.365,- plus € 185,-, derhalve) € 1.550,- exclusief btw oftewel € 1.875,50 inclusief btw beloopt.
4.23Volgens de rapportage van [bedrijf] zijn de kosten gemoeid met het afronden dan wel herstellen van de door [gedaagde] wel uitgevoerde werkzaamheden vast te stellen op een bedrag van € 10.675,- exclusief oftewel € 12.916,75 inclusief btw. De kantonrechter ziet geen aanleiding daarover anders te oordelen en neemt deze conclusie dan ook over.
4.24Dat betekent dat aan vervangende schadevergoeding aan Cortado toewijsbaar is een bedrag van (€ 1.875,50 plus € 12.916,75, derhalve) € 14.792,25 inclusief btw.
4.25Daarnaast vertegenwoordigen volgens [bedrijf] de door [gedaagde] (wel) verrichte werkzaamheden een waarde van € 10.004,- exclusief btw oftewel € 12.104,84 inclusief btw (zie pagina 7 van het rapport), waarbij dan opgeteld dient te worden de waarde van de door Cortado verstrekte extra opdrachten (€ 1.000,-, zie 4.9), tezamen dus € 13.104,84, terwijl vaststaat dat Cortado (zie 2.4) hem in totaal een bedrag van € 18.380,- heeft betaald. Voor het verschil -ad € 5.275,16 - tussen die bedragen is in deze procedure geen deugdelijke grondslag gebleken. Dat bedrag zal dan ook als onverschuldigd betaald door [gedaagde] aan Cortado moeten worden gerestitueerd.
4.26De door Cortado gemaakte expertisekosten, gesteld op € 1.512,50 inclusief btw en onderbouwd met de als productie 12 bij dagvaarding overgelegde factuur, ten aanzien waarvan [gedaagde] geen ander verweer heeft gevoerd dan het hiervoor behandelde verweer, zijn naar het oordeel van de kantonrechter aan te merken als redelijke kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid als bedoeld in artikel 6:96 lid 2 sub b BW en komen om die reden eveneens voor toewijzing in aanmerking.
4.27Al het voorgaande leidt tot de slotsom dat het door Cortado jegens [gedaagde] gevorderde toewijsbaar is tot een bedrag van (€ 14.792,25 plus € 5.275,16 plus € 1.512,50, derhalve) € 21.579,91 inclusief btw.
4.28De door Cortado daarover gevorderde wettelijke rente is, als op de wet gegrond en door [gedaagde] niet afzonderlijk bestreden, eveneens toewijsbaar.
4.29In het voorgaande ligt besloten dat er geen aanleiding is voor toewijzing aan [gedaagde] van enig bedrag zoals door hem in reconventie gevorderd. Zijn tegenvordering wordt dan ook afgewezen.
4.30
[gedaagde] wordt, zowel in conventie als in reconventie, als de in het ongelijk gestelde partij is de kosten van de procedure veroordeeld. Daarbij merkt de kantonrechter op dat zij bij de vaststelling van de in reconventie aan de zijde van Cortado gevallen proceskosten heeft rekening gehouden met de omstandigheid dat de tegenvordering is voortgevloeid uit het verweer in conventie.
4.31De in conventie apart gevorderde nakosten worden toegewezen als hierna vermeld, nu de proceskostenveroordeling hiervoor reeds een executoriale titel geeft en de kantonrechter van oordeel is dat de nakosten zich reeds vooraf laten begroten.
5. De beslissing
De kantonrechter:
- veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan Cortado van een bedrag van € 21.579,91, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de dag van dagvaarding tot aan de dag van algehele voldoening;
- veroordeelt [gedaagde] in de kosten van de procedure, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Cortado begroot op € 1.087,46 aan verschotten en € 1.494,- aan salaris voor haar gemachtigde, en indien [gedaagde] niet binnen veertien dagen na de datum van dit vonnis vrijwillig aan dit vonnis heeft voldaan, begroot op € 124,- aan nasalaris. Indien daarna betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, dient het bedrag aan nasalaris nog te worden verhoogd met de kosten van betekening;
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het méér of anders gevorderde;
- wijst het door [eiser] gevorderde af;
- veroordeelt [eiser] in de kosten van de procedure, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Cortado begroot op € 373,- aan salaris voor haar gemachtigde.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.J. Bezuijen en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
654