RECHTBANK ROTTERDAM
zaaknummer: 6988953 CV EXPL 18-24604
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
de naamloze vennootschap
N.V. Noordhollandsche van 1816, Schadeverzekeringsmaatschappij,
vestigingsplaats: Oudkarspel, gemeente Langedijk,
eiseres bij exploot van dagvaarding van 8 juni 2018,
gemachtigde: T.J.C.M. Kos te Zaandam,
[gedaagde]
,
woonplaats: [woonplaats gedaagde] ,
gedaagde,
gemachtigde: mr. C.A. Reek te Bilthoven.
2. De vaststaande feiten
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, alsmede op grond van de in zoverre niet weersproken inhoud van de producties, staat tussen partijen het volgende vast.
2.1.Gedaagde heeft op enig moment in 2013 (de precieze datum is gesteld noch gebleken) met eiseres een verzekeringsovereenkomst gesloten uit hoofde van de Wet Aansprakelijkheidsverzekering Motorvoertuigen (een WAM-verzekering), betreffende een in eigendom aan gedaagde toebehorende Renault Megane (hierna ook te noemen: de auto).
Gedaagde heeft ook andere verzekeringen afgesloten bij eiseres.
2.2.Eiseres legt vier herinnerings- en sommatiebrieven over die zij (gesteld) aan gedaagde heeft doen toekomen omdat gedaagde de premies voor diverse verzekeringen, waaronder de WAM-verzekering, (gesteld) niet tijdig heeft betaald:
- een brief van 6 mei 2013. Eiseres meldt hierin, samengevat:
- dat een poging tot incasso van onder meer de premie van € 27,91 voor de WAM-verzekering met als factuurdatum 30 april 2013 is mislukt, dat binnen vijf werkdagen een nieuwe incassopoging zal worden ondernomen en dat de dekking onder de polis zal komen te vervallen als de premie niet uiterlijk binnen 45 dagen na de factuurdatum volledig is voldaan;
- een brief van 30 mei 2013. Eiseres meldt hierin, deels samengevat:
-dat onder meer de premie van € 27,91 voor de WAM-verzekering met als factuurdatum 30 april 2013 nog niet is betaald en dat de dekking onder de polis met terugwerkende kracht zal komen te vervallen tot de factuurdatum indien betaling niet “binnen 14 dagen na briefdatum” heeft plaatsgevonden;
- een brief van 31 mei 2013. Deze brief heeft dezelfde strekking als de brief van 6 mei
2013;
- een brief van 1 juli 2013. Deze brief heeft dezelfde strekking als de brief van 30 mei
2013.
2.3.Op 15 juni 2013 heeft een aanrijding plaatsgevonden waarbij de auto van gedaagde (die toen bestuurd werd door de partner van gedaagde) en een andere auto, merk Ford, betrokken waren (de rechthebbende op de Ford hierna ook te noemen: de benadeelde).
2.4De politie heeft een proces-verbaal opgemaakt van de aanrijding. Conclusie van dit proces-verbaal is dat de bestuurder van de Renault Megane zijn voertuig niet te allen tijde onder controle heeft gehad en dat de bestuurder door zijn handelen gevaar op de weg heeft veroorzaakt. Ook staat in dit proces verbaal: “Om een onverklaarbare reden maakte de bestuurder van de Renault een abrupte stuurbeweging naar rechts, waardoor het voertuig uit begon te breken. [..] De bestuurder van de Ford week uit naar de vluchtstrook maar werd in de uitloopbeweging van de Renault nog aangereden.”
2.5.Eiseres heeft een schade-uitkering aan de benadeelde betaald.
2.5.Eiseres heeft gedaagde onder meer bij aangetekende brief van 9 februari 2016 gesommeerd tot betaling van een bedrag van € 4.710,17.
2.6.Gedaagde heeft niet voldaan aan deze sommatie.
2.7.Gedaagde heeft tegen eiseres een schadevergoedingsvordering van € 7.500,- ingediend bij het financiële klachteninstituut KIFID. Dit instituut heeft een beslissing genomen bij wege van niet-bindend advies op 10 november 2017. De uitspraak komt er op neer dat terecht geen dekking onder de polis is geboden omdat de verzekeraar op de wettelijk voorgeschreven wijze (ex artikel 7:934 BW) de wederpartij heeft aangemaand de te laat betaalde premie alsnog te voldoen. Het KIFID overweegt daartoe onder meer dat zij de zinsnede in (voornoemde) brief van eiseres van 1 juli 2013 luidende “binnen 14 dagen na briefdatum” leest als een aanmaning die voldoet aan de wettelijke voorwaarde “tot betaling binnen een termijn van 14 dagen, aanvangende de dag na aanmaning.”
3. De vordering
Eiseres heeft bij dagvaarding gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, gedaagde te veroordelen aan haar te betalen € 4.710,17 aan hoofdsom, € 596,02 aan buitengerechtelijke kosten, vermeerderd met € 125,16 aan btw over deze kosten en € 564,33 aan verschenen rente.
Aan haar vordering heeft eiseres - zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang - ten grondslag gelegd dat:
- de auto van gedaagde betrokken is geweest bij een aanrijding waaraan de bestuurder van de auto van gedaagde schuld had,
- gedaagde geen dekking genoot voor de daaruit voortvloeiende schade omdat zij niet tijdig de premie heeft betaald, nu immers de premie van 30 april 2013 pas op 17 juni 2013 was betaald en de premie van 30 mei pas op 21 augustus 2013,
- gedaagde in diverse brieven is gewaarschuwd voor de consequentie van haar niet-tijdige premiebetaling,
- eiseres wettelijk gehouden is tot vergoeding van de schade van de benadeelde partij,
- eiseres een regresrecht heeft op gedaagde.