Vervolg op ECLI:NL:RBROT:2019:6301. De gecertificeerde instelling heeft, ruim vier maanden na de spoed uithuisplaatsing, nog steeds geen jeugdbeschermer aan het gezin toegewezen. De Raad voor de Kinderbescherming noemt dit schrijnend. De kinderrechter trekt de lopende machtiging tot uithuisplaatsing per direct in.
Rechtspraak.nl JPF 2019/137 met annotatie van Graaf, J.H. de FJR 2020/27.6
de Raad voor de Kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht, hierna te noemen de Raad, gevestigd te Rotterdam,
betreffende
[naam jongmeerderjarige] , geboren op [geboortedatum jongmeerderjarige] 2010 te [geboorteplaats jongmeerderjarige] ,
hierna te noemen [voornaam jongmeerderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[naam moeder] ,
hierna te noemen de moeder, wonende te [woonplaats moeder] ,
[naam vader] ,
hierna te noemen de vader, wonende op een bij de rechtbank bekend adres.
Het procesverloop
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- de beschikking van de kinderrechter van 10 juli 2019 en de daarin genoemde stukken;
- de rapportage van de Raad van 15 augustus 2019, ingekomen bij de griffie op
16 augustus 2019.
Op 30 augustus 2019 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld. Gehoord zijn:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. R.A.A.H. van Leur,
- de vader,
- een vertegenwoordigster van de Raad, mw. [naam vertegenwoordigster 1] ,
- een vertegenwoordigster van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, hierna te noemen GI, mw. [naam vertegenwoordigster 2] .
De feiten Het ouderlijk gezag over [voornaam jongmeerderjarige] wordt uitgeoefend door de ouders. [voornaam jongmeerderjarige] verblijft bij de grootvader en stiefgrootmoeder moederszijde (mz).
Bij beschikking van 10 juli 2019 is [voornaam jongmeerderjarige] onder toezicht gesteld tot 22 juli 2020. Bij die beschikking heeft de kinderrechter ook een machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam jongmeerderjarige] in een voorziening voor pleegzorg verleend tot 1 oktober 2019. De kinderrechter heeft de behandeling van het resterende deel van het verzoek aangehouden tot vandaag.
Het verzoek
Op 15 augustus 2019 is een briefrapportage van de Raad ingekomen waarin is vermeld dat de Raad het resterende deel van het verzoek tot uithuisplaatsing niet handhaaft.
De standpunten
De Raad heeft de maatregelen verzocht naar aanleiding van een zeer onveilige situatie, maar het is schrijnend te moeten constateren dat tot op heden geen jeugdbeschermer is ingezet in het gezin. De Raad vindt het noodzakelijk dat [voornaam jongmeerderjarige] vóór afloop van de termijn wordt thuis geplaatst, maar acht opvoedondersteuning in de thuissituatie gewenst voordat hij terugkeert.
De GI bevestigt dat er tot op heden geen jeugdbeschermer is ingezet voor het gezin. De GI sluit zich aan bij het standpunt van de Raad, dat de uithuisplaatsing op termijn kan worden afgesloten. In het vrijwillig kader is hulpverlening van onder meer Pameijer betrokken. Er dient echter wel nog wekelijkse opvoedondersteuning te worden ingezet.
Door en namens de moeder is verzocht de machtiging tot uithuisplaatsing per heden te beëindigen. De ouders staan open voor de hulpverlening. Er is geen acuut gevaar in de thuissituatie en dus ook geen reden de uithuisplaatsing van [voornaam jongmeerderjarige] langer te laten voortduren. De ouders zijn goed in staat gebleken zich aan afspraken te houden; de spanningen tussen hen zijn er niet meer. Indien duidelijke afspraken met betrekking tot de omgang worden gemaakt, kan [voornaam jongmeerderjarige] per direct thuis geplaatst worden.
De vader heeft zich aangesloten bij het verzoek van de moeder. De vader stemt in met een omgangsregeling waarbij [voornaam jongmeerderjarige] het ene weekend bij de vader en het andere weekend bij de grootvader mz. verblijft. Ook kunnen de bezoeken op woensdagmiddag doorgaan.
De beoordeling
Nu de Raad blijkens voormelde briefrapportage van 15 augustus 2019 het verzoek betreffende de resterende periode van de machtiging tot uithuisplaatsing niet langer handhaaft, kunnen de gronden daarvan niet meer worden onderzocht. Dit resterende deel van het verzoek zal dan ook worden afgewezen.
De ouders hebben ter zitting verzocht [voornaam jongmeerderjarige] per direct bij de moeder terug te plaatsen.
Ten tijde van de beschikking van 22 april 2019 was er een acute noodzaak om [voornaam jongmeerderjarige] uit huis te plaatsen en per direct een jeugdbeschermer in te zetten. Tijdens de zitting van 10 juli 2019 en ook vandaag is gebleken dat er nog steeds geen jeugdbeschermer aan het gezin is toegewezen. De kinderrechter achtte zich op 10 juli 2019 onvoldoende ingelicht om [voornaam jongmeerderjarige] per direct terug te plaatsen. Vandaag is gebleken dat de ouders zich de afgelopen periode strikt aan de afspraken hebben gehouden, dat zij open staan voor hulpverlening en dat [voornaam jongmeerderjarige] naar contact met beide ouders verlangt. Er bestaat inmiddels een uitgebreide omgangs- en vakantieregeling met de ouders en er zijn geen aanwijzingen dat [voornaam jongmeerderjarige] opnieuw in zijn ontwikkeling zal worden bedreigd indien hij vandaag bij de moeder wordt terug geplaatst. De kinderrechter zal daarom de lopende machtiging tot uithuisplaatsing intrekken.
Ter zitting hebben partijen ingestemd met een omgangsregeling, waarbij [voornaam jongmeerderjarige] om en om het ene weekend bij de vader zal verblijven en het andere weekend bij de grootvader mz. De moeder zal in de weken dat [voornaam jongmeerderjarige] in de weekenden niet naar de vader gaat, [voornaam jongmeerderjarige] op de woensdagen naar de vader brengen.
De beslissing
De kinderrechter:
wijst het resterende deel van het verzoek van de Raad af;
trekt de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam jongmeerderjarige] in een voorziening voor pleegzorg per heden geheel in;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.A.J. de Nijs, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. S.F. Smidt als griffier en in het openbaar uitgesproken op 30 augustus 2019.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 18 september 2019.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof Den Haag.
De gegevens worden opgehaald
Hulp bij zoeken
Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over: