Om tot de afwikkeling van de schade te komen zijn partijen een expertisetraject gestart. Dit heeft geleid tot het op gezamenlijk verzoek benoemen van 4 deskundigen, die allen [naam verzoekster] hebben onderzocht. Deze onderzoeken zijn gedaan in de periode 2008 tot en met 2016. Voor de deskundigenrapportages is gebruik gemaakt van de zogenoemde IWMD-vraagstelling die wordt gebruikt bij het vaststellen van causaal verband tussen klachten en ongeval. De belangrijkste uitkomsten van deze onderzoeken worden hierna weergegeven.
2.5.1.
Op 30 mei 2008 is [naam verzoekster] onderzocht door orthopedisch chirurg dr. R.M. Kuipers (hierna: Kuipers). Het naar aanleiding daarvan opgemaakte rapport van 7 juli 2008 (productie 13 bij verzoekschrift) vermeldt, voor zover van belang, het volgende:
“
Samenvatting en conclusie:
Betrokkene heeft bij een ernstig auto-ongeval op 20-10-2005 diverse kwetsuren opgelopen, waardoor zij met name psychologisch ontregeld is geraakt. Voor wat de orthopaedische aspecten betreft is er sprake geweest van diverse kneuzingen, een olecranonfractuur links, een mallot vinger van de pink links en een intra-articulaire gecompliceerde mediale condylfractuur rechts. Meteen na het ongeval is de kniefractuur operatief behandeld en in goede stand genezen. Er resteren klachten welke passen bij posttraumatische degeneratieve afwijkingen in de rechter knie en klachten over de beschadigde wekedelen aan de voorzijde van de knie. De olecranonfractuur links werd ook primair behandeld middels een osteosynthese met prima resultaat. Normale bewegingsexcursies van de elleboog. Er is enige hyper cq dysesthesie in het litteken waardoor zij verminderd goed op de elleboog kan leunen. Röntgenologisch geen tekenen van posttraumatische arthrose. Bij palpatie enige pijn in de wekedelen rondom de elleboog. Aan de linker pink restsituatie na Mallet finger. Voor wat de nu aangegeven klachten bij de regio van de sternoclaviculaire overgang links betreft; vind ik enige dubieuze zwelling ter plaatse en enige lokale drukpijn. Röntgenologisch worden hier geen duidelijk objectiveerbare afwijkingen gevonden.”
Kuipers beantwoordt de aan hem gestelde vragen als volgt:
“1. De situatie na het ongeval.
a. Hoe luidt de anamnese voor wat betreft de aard en ernst van het letsel, het verloop van de klachten, de toegepaste behandelingen en het resultaat van deze behandelingen?
De anamnese staat in het geneeskundig rapport uitvoerig beschreven en is later samengevat in “huidige orthopaedische klachten” restsituatie na olecranonfractuur links met enige restklachten. Restsituatie na mallot vinger pink links, met enige restfunctie klachten en restsituatie na intra-articulaire mediale condylfractuur met enige chondromalacie en rest functieklachten welke passen bij posttraumatische afwijkingen c.q. posttraumatische preartrose.
b. Wilt u een actuele inventarisatie van de medische voorgeschiedenis van betrokkene op uw vakgebied vermelden?
Voor het huidige ongeval had betrokkene geen orthopaedische klachten. De huidige medische klachten staan beschreven evenals de aangegeven belemmeringen en beperkingen bij het onderzoek de objectiveerbare bevindingen. Het een en ander is later samengevat; zie “samenvatting en conclusie”.
(…)
e. Wat is de diagnose op uw vakgebied? (…)
Status na olecranonfractuur links. In goede stand geconsolideerd. Zonder aanwezig voor posttraumatische degeneratieve afwijkingen in het elleboogsgewricht lichte extensie beperking en enige pijnaangifte in de wekedelen rondom de elleboog. Rechter knie; status na operatief behandelde mediale condylfractuur, welke in goede stand is geconsolideerd. Volgens de verkregen informatie is er sprake van een traumatische chondromalacie. Op het huidige belaste röntgenonderzoek worden geen evidente degeneratieve afwijkingen gezien. Uiteraard licht [rechtbank: ligt] het in de lijn van verwachting dat bij een dergelijk ernstig letsel op termijn vroegtijdig degeneratieve afwijkingen ontstaan. Mallet finger linker pink welke met enige restdeformiteit en functiestoornis is genezen.
f. Indien sprake is van klachten waarbij geen medisch objectiveerbare afwijkingen kunnen worden vastgesteld, kunt u dan gemotiveerd aangeven wat uw differentiaal diagnostische overwegingen zijn?
Betrokkene heeft een scala van klachten welke ik orthopaedisch niet goed kan objectiveren. Met onder andere klachten links bij de sternoclaviculaire overgang zonder dat hier evidente objectiveerbare afwijkingen zijn vast te stellen. Nek en rugklachten zonder evident orthopaedisch substraat. Daarnaast ook klachten in beide handen in de vorm van stijfheid en sensibiliteitsstoornissen zonder dat ik hierbij duidelijke orthopaedische afwijkingen kan vaststellen. Er worden overigens bij de huidige anamnese een aantal klachten geuit welke ik in de verkregen informatie niet vermeld[t] zie. Wel moet opgemerkt worden dat er gezien de verkregen informatie gesteld kan worden dat er posttraumatische psychische schade is ontstaan.
g. Welke huidige mate van functieverlies (impairment) kunt u dan vaststellen op uw vakgebied? Wilt u dit uitdrukken in een percentage volgens de richtlijnen van de American Medical Association (AMA-Guides, laatste druk), aangevuld met eventuele richtlijnen van uw eigen beroepsvereniging?
In [rechtbank: De] mate van impairment is volgens de AMA-guides 5de editie in redelijkheid te stellen op 7% gp. (…)
h. Welke beperkingen ondervindt betrokkene naar uw oordeel in haar huidige toestand in het dagelijks leven, bij de vrijetijdsbesteding, bij het verrichten van huishoudelijke werkzaamheden en bij het verrichten van loonvormende arbeid? Wilt u deze beperkingen zo uitgebreid mogelijk beschrijven en zo nodig toelichten ten behoeve van een eventueel in te schakelen arbeidsdeskundige?
Betrokkene meldt ook in haar begeleidend schrijven de huidige klachten en belemmeringen als gevolg van de kwetsuren voor wat betreft het dagelijks leven en haar activiteiten thuis en tijdens sport. Ik heb dit verder nog uitgevraagd. Er is een verminderde sta en loopbelastbaarheid met name op onregelmatig terrein. Knielen en hurken levert problemen op. Zij heeft bij belasting van de linker arm klachten in de elleboog en de linker elleboog zou minder betrouwbaar zijn. Zij kan niet op haar linker elleboog leunen. Tevens een verminderde pak en grijpfunctie in de linker hand als gevolg van de Maller finger. Zij vertelt echter dat ze op zich voor wat de orthopaedische ongemakken betreft [zij] haar werkzaamheden als verpleegkundige wel weer behoorlijk kan doen. De belemmeringen zitten meer in het psychologische vlak.
i. Acht u de huidige toestand van betrokkene zodanig dat een beoordeling van de blijvende gevolgen van het ongeval mogelijk is, of verwacht u in de toekomst nog een belangrijke verbetering of verslechtering van het op uw vakgebied geconstateerde letsel?
Ik verwacht [dat] de huidige toestand voor wat de Mallet finger en de elleboog [betreft] wel als eindtoestand mag worden beschouwd. De prognose van de rechter knie is niet onverdeeld gunstig, gezien het intra-articulaire letsel kan op termijn een vroegtijdige gonarthrose optreden. We zijn nu bijna 3 jaar na het ondergaan van het auto-ongeval. Een eventuele arthrose van de rechter knie ter beoordeling zou mogelijk meer definitief kunnen worden beoordeeld over +/- 5 jaar.
(…)
l. Kunt u aangeven welke gevolgen deze verbetering dan wel verslechtering zal hebben voor de mate van functieverlies (als bedoeld in vraag 1g) en de beperkingen (als bedoeld in vraag 1h)?
Indien zich een progressieve posttraumatische gonarthrose voordoet kan [dat] een aanzienlijke verslechtering betekenen voor wat de loop en sta functie betreft. Dit zal te zijner tijd bekeken moeten worden.
2. De hypothetische situatie zonder ongeval. (…)
a. Zijn er op uw vakgebied klachten en afwijkingen die er ook zouden zijn geweest, of op enig moment ook hadden kunnen ontstaan, als het ongeval betrokkene niet was overkomen?
Neen.”
2.5.2.
Op 21 november 2014 is [naam verzoekster] onderzocht door neuroloog dr. H.J.J.A. Bernsen (hierna: Bernsen). Het naar aanleiding daarvan opgemaakte rapport van 2 februari 2015 (productie 25 bij verzoekschrift) vermeldt, voor zover van belang, het volgende:
Gezien de vermelding van de orthopedisch chirurgen in hun correspondentie dat er bij betrokkene na het ongeval op 20-10-2005 sprake is geweest van een licht commotioneel beeld, de (welleswaar in latere correspondentie) gedocumenteerde amnesie voor het ongeval en de gelaatsverwonding, kan worden aangenomen dat betrokkene ten gevolge van het ongeval een licht traumatisch hoofd/hersenletsel heeft opgelopen. Het is mogelijk dat ze op basis daarvan nog steeds cognitieve klachten ervaart en verschijnselen van mentale vermoeidheid. In het verleden zijn deze klachten niet middels neuropsychologisch onderzoek geobjectiveerd, althans er werd geen duidelijk herkenbaar patroon vastgesteld. In dit verband moet opgemerkt worden dat er in de behandelende sector eveneens wordt gesproken van stemmingsproblematiek waardoor de interpretatie van het onderzoek kan worden bemoeilijkt. Om aard en ernst van de huidige cognitieve klachten te onderzoeken [dient] het neuropsychologisch onderzoek [te] worden herhaald. Geruststellend is dat de beeldvormende diagnostiek geen intracerebrale afwijkingen heeft laten zien. Betrokkene ondervindt daarnaast nog pijnklachten in het bewegingsapparaat, onder andere in de lage rugregio, rechter knie en ze heeft last van een vervelend gevoel in het schouder- en nekgebied, gevoelsstoornissen en krachtsverlies in de armen en rechter voet en een drukkend gevoel op het borstbeen.
Deze klachten zijn deels niet direct na het ongeval gedocumenteerd hetgeen eveneens door de expertiserend orthopedisch chirurg wordt opgemerkt, en mogelijk ontstaan door een veranderende belasting (…). Er is voor deze klachten nog afgezien van de gebrekkige medische documentatie in relatie tot het ongeval, geen neurologische verklaring voorhanden. Met name zijn er geen aanwijzingen voor cervicale myelopathie, een cervicaal radiculair syndroom, plexus brachialis letsel of perifeer zenuwletsel waarmee deze klachten kunnen worden verklaard en eveneens zijn er geen aanwijzingen voor een lumbosacraal radiculair syndroom. Objectieve neurologische afwijkingen worden eveneens niet beschreven in de behandelende sector (revalidatieartsen; geen neurologische afwijkingen).
Samenvattend is aannemelijk dat betrokkene ten gevolge van het ongeval op 20-10-2005 een licht traumatisch hoofd/hersenletsel heeft opgelopen met mogelijk cognitieve problematiek en verschijnselen van mentale vermoeidheid. Voor de overige door betrokkene aangegeven klachten kan geen neurologische verklaring in relatie tot het ongeval worden geboden. (…)
Licht traumatisch hoofd/hersenletsel.”
Bernsen beantwoordt de aan hem gestelde vragen als volgt:
“1. De situatie met ongeval (…)
b. Wilt u op basis van het medisch dossier van de onderzochte een beschrijving geven van:
- de medische voorgeschiedenis van de onderzochte op uw vakgebied (…).
Voor zover mij bekend zijn er geen neurologische antecedenten in de medische voorgeschiedenis van betrokkene. (…)
d. Is naar uw oordeel sprake van een onderlinge samenhang als het gaat om de informatie die is verkregen van de onderzochte zelf, de feiten zoals die uit het medisch dossier naar voren komen en uw bevindingen bij onderzoek en eventueel hulponderzoek? (…)
De gegevens zoals door betrokkene zijn medegedeeld, komen in grote lijnen overeen met de informatie uit de behandelende sector, waarbij dient te worden opgemerkt dat betrokkene zelf aangeeft dat ze zich haar klachten en ook het tijdstip van ontstaan van haar klachten niet meer goed kan herinneren. In de behandelende sector zijn geen objectieve neurologische afwijkingen gemeld en ook bij het huidige neurologisch onderzoek kunnen geen objectiveerbare neurologische afwijkingen worden vastgesteld. (…)
h. Welke beperkingen op uw vakgebied bestaan naar uw oordeel bij de onderzochte in zijn huidige toestand, ongeacht of de beperkingen voortvloeien uit het ongeval? Wilt u deze beperkingen zo uitgebreid mogelijk beschrijven, op semi-kwantitatieve wijze weergeven en zo nodig toelichten ten behoeve van een eventueel in te schakelen arbeidsdeskundige? (…)
De beperkingen die betrokkene op mijn vakgebied ondervindt, zijn gerelateerd aan de cognitieve klachten en verschijnselen van mentale vermoeidheid bij betrokkene. (…)
i. Acht u de huidige toestand van de onderzochte zodanig dat een beoordeling van de blijvende gevolgen van het ongeval mogelijk is, of verwacht u in de toekomst nog een belangrijke verbetering of verslechtering van het op uw vakgebied geconstateerde letsel? (…)
Ik verwacht geen wezenlijke verbeteringen of verslechteringen meer in de huidige neurologische toestand van betrokkene. (…)